vrijdag 30 december 2011

Ja, ik weet het, het was gisteren donderdag. Maar ik heb een excuus, ik was Toffe Lisanne aan het helpen met verhuizen, dus ga maar op haar mopperen.

Dat was het weer voor deze week, daaaaag en een fijn oud en nieuw iedereen.

maandag 26 december 2011

Hij keek naar zijn pols, maar zijn horloge die hij op zijn 20ste verjaardag had gekregen zat er al vijf jaar niet meer om. Het wond hem op en hij mopperde. Zijn plastic tas klemde hij stevig onder de arm en hij verwonderde zich over de verradelijke wind die was opgestoken.

De man stond elke dag om 10 uur bij het bruggetje. Hij keek dan rond en groette de mensen, maar de mensen zeiden vaak niets terug.
Dat kwam omdat hij er niet verzorgd uitzag. Hij was al een paar jaar dakloos en zou ook deze kerst doorbrengen onder het viaduct.

Voor toen

De dag dat zij gestopt was met leven had ik mijn lievelingscamera weggelegd. In het bovenste laatje van het nachtkastje dat tegen de donkere muur van mijn zolderkamer had gestaan. De rest van mijn fotografiespullen had ik in dozen gestopt, onderin mijn klerenkast gezet. Nooit meer had ik er naar teruggekeken.
Misschien lieten we op deze manier allebei hetgeen wat eerst ons leven geweest was wegvliegen.
Zo lang als het mogelijk leek te zijn had ik het halfvolle fotorolletje in de camera laten zitten. Ik wist dat er foto’s van haar opstonden, wat mij het meest bang maakte om het te laten ontwikkelen. Misschien was ze ook wel daar verdwenen, had ze zoveel haar best gedaan om alles wat haar levend hield weg te halen. Weg van de wereld, weg van de foto’s. Zo ging dat. Misschien.
Bewaren wilde ik het. Uit angst dus. Maar misschien ook uit verlangen. Zo lang mogelijk beelden van haar bewaren die ik nooit eerder had gezien, ze uiteindelijk laten ontwikkelen en weer weten hoe het voelde om naast haar lichaam in slaap te vallen. Als het zo simpel was om daar een connectie tussen te maken.
Twee weken geleden had ik het grootste deel van de spullen uit mijn oude zolderkamer in kartonnen verhuisdozen gepakt. Weg, ging ik. Ik had een kamer gevonden in de stad waar ik na de zomervakantie studeren zou en wilde alles meenemen wat jaren lang zo vertrouwd aangevoeld had. Mijn paleis van materialistischheid opnieuw opbouwen in mijn nieuwe leefomgeving leek het enige te zijn was mij overeind kon houden.
De boeken haalde ik uit de onderste laden van mijn nachtkasje. De bovenste liet ik dichtzitten. Zonder erin te kijken zette ik hem in het busje dat we van de buurman geleend hadden. Hij moest mee, maar ik wilde niet zien wat er in de bovenste la zat. Ook de kartonnen verhuisdozen die gevuld waren met de rest van mijn fotografiespullen belandden zonder erin gekeken te hebben in achterin het busje. We gingen weg.

Het was nacht, precies twee weken geleden had ik voor het eerst in dit huis geslapen. Inmiddels voelde het haast net zo bekend als de zolderkamer waar ik het grootste deel van mijn leven had doorgebracht. Waar ik al mijn herinneringen opgeslagen had. In de lucht, hangend aan de balken.
Zwijgend zat ik in mijn onderbroek op het randje van mijn bed. Robert Smith van the Cure klonk door mijn koptelefoon en ik staarde naar mijn tenen die stonden op de oude, houten planken van mijn kamer.
Het was lang geleden dat zij mijn dagen zoveel beïnvloed had als vandaag. Even leek het alsof ze weer leefde, alsof ik nog verliefd was op iemand die elk moment op bezoek kon komen. Maar ik wist dat dat niet zo was en dat ik niet moest leven in herinneringen, in illusies.
Nu. Het was nu. En zij was niet hier. Ik had herinneringen, die moest ik koesteren en bewaren. Genieten van wat vroeger gespeeld had. Meer niet. Niet mezelf terugplaatsen in de verhalen, nier ermee omgaan alsof ze elk moment terug zou kunnen komen en haar lippen als vliegende vlinders de mijne weer vinden zouden. Niet dat.
Zacht stond ik op en liep naar mijn nachtkastje. Ik opende de bovenste la en haalde hem eruit. Het rode lint hing ik om mijn nek en ik keek door de camera. Herinneringen, alsof ze realiteit waren. Tot de wind die door mijn openstaande raam naar binnen stroomde mij koude rillingen bezorgde, het haalde mij terug naar het nu.
Snel trok ik snel kleren aan, rende de trap af en liet de voordeur achter mij dichtvallen. Het was tijd voor nachtelijke wandelingen met mijn oude liefde.

(Dit is een stuk van een verhaal wat ik ooit een beetje schreef. En er is meer dan dit stukje, maar het zal nooit af zijn.)(Fijne kerstmis :))

zondag 25 december 2011

Ik leef nog.

In mijn gedachten ben ik nog nooit zo gelukkig geweest. Het is fijn om met een constante glimlach op je gezicht te lopen. Om even verloren te raken in het geluk. Dit is dus pure fictie. 

Ze wist dat ze niet verder kon vallen. Haar bodemloze put had waarschijnlijk toch een bodem gekregen, een van drijfzand. De bodemloze bodem had ze bereikt. Levensmoe stond ze daar, met haar rug gebogen en haar ogen te neer geslagen. Ze probeerde haar grijze massa aan het werk te zetten om een manier te vinden om een "Eureka" momentje te bedenken. Zodat ze een trap kon bouwen of kon veranderen in een helikopter. Haar grijze massa besloot alleen negatieve gedachten door te laten. Kon de knoop in haar hersens maar ontvouwen en de realiteit onder ogen zien zoals die ook werkelijk was. De realiteit was niet zo vreselijk als ze dacht, werkelijk niet. Ze had een zwarte bril op (roze bril verliefd, zwart dus niet snap je oké?) waardoor ze alleen maar doem kon denken. Ze keek omhoog en zag een puntje met blauw. De blauwe lucht. Af en toe kwam er een wit schapenwolkje voorbij drijven. De zon lachte haar toe. Waarom lachte de zon haar wel toe, maar het leven niet?  Ze zuchtte. Ze zuchtte de diepste zucht die haar oren ooit hadden opgemerkt. Gillen had geen zin, net zo min als een regendans zin had om regen te krijgen. Niemand zou haar horen, niemand zou haar klanken des levens horen. Zouden mensen überhaupt van haar bestaan af weten? Zouden ze aan haar denken, zouden ze haar missen? Ze wist het niet. Ze wist weinig. Het onderwijsniveau in een put was ook vrij laag, moest ze toegeven. Ze ging zitten op het vochtige gele zand en zag een groen puntje. Misschien was dit groene puntje wel het begin van een prachtige bloem die betere tijden aankondigde. Misschien wel. Misschien ook niet. De tijd zal het leren.

Ik kan geen einde maken dus dat was het.
Ik wens jullie allemaal een hele fijne kerst.
Het spijt me dat ik al twee weken niet heb geschreven, ik had het echt ontzettend druk. 
Ik hoop dat jullie me vergeven.
Daniëlle en Manou, gaan jullie maandag naar MNMC? Doe maar wel ja.
Dag! 

zaterdag 24 december 2011

Het is kerst en alles is druk.
Deze week kreeg ik mijn boek in de brievenbus, de aller eerste.
Morgen geef ik hem aan mijn opa en dat vind ik echt heel erg spannend.

En dit is het bedankwoordje kijk jullie staan er bij;


En dit is de omslag;



en dit was mijn bericht van de week joe

donderdag 22 december 2011


1

Zijn stoppels weerstonden
Onbevreesd de wind
Zijn laarzen omzeilden
Sloten
Alsof het niks niks was

Zijn glimlach stal de onschuld
Uit jonge meisjesharten
De frisse lentewind
Speelde met zijn lokken
Gewoon omdat het kan

Hij was uniek
Hij was geweldig/gelukkig
En iedereen had het door
Iedereen, behalve hij

2

Er is niks
Wat niet beweegt
In de wind
Geen tak blijft onbewogen
Geen korrel zond onaangeroerd
Stenen trillen uit gebouwen
Vogels worden weggevoerd

Daar sta je dan
Met je wapperend haar
Zelfverkozen in de storm
Je jas doorweekt, je wimpers nat
Je armen uitgespreid

Daar sta je dan
Als laatste hoop voor
Een hart van steen
Er is niks
Wat niet beweegt
In de wind

maandag 19 december 2011

Koude dagen

We hadden gedroomd over lange sneeuwwandelingen, maar je overleed voordat de winter begonnen was. Het was het enige seizoen dat we niet samen meegemaakt hadden.
Ik dacht aan die keren dat we door de gure herfstwind wandelden, met onze ogen dicht en alleen maar denkend en pratend over wat we zouden doen wanneer de wereld wit zou zijn. Ik dacht aan onze plannen, aan onze dromen en hoopte dat ze zouden bevriezen onder die dikke laag ijs die de vijvers bedekte. Ik wilde ze niet kwijtraken. Niet vergeten, nooit vergeten.

Op de ochtend van je begrafenis keek ik uit het raam en was de hele grond bedekt met een dikke, witte laag sneeuw. Het zag er zacht uit, maar een enkele weg van voetsporen was er te vinden. De rest was onbelopen, haast maagdelijk wit.
Meer dan een uur stond ik stil voor het raam te kijken hoe de kleine donzen vlokjes naar beneden dwarrelden. Het sneeuwde en de hele wereld wist ervan. Behalve jij.

(het is best wel dramatisch dat afgelopen week het toffe-mensen-dieptepunt was; maar 5 berichten, het minste ooit)

Ik denk dat dit een soort van sprookje is

Zijn zevenmijlslaarzen, die zijn voeten omlijsten als een romantisch schilderij van een obscure kunstenaar, dwaalden af van het vertrouwde pad. Misschien wilde hij wel verdwalen met zijn gitaar op zijn rug, de wereld betoveren met zoetzure muziek. Hij wist niet waarheen, hij wist wel waarom. Hij wist dat de wereld groter was dan hij ooit had durven dromen en dat zelfs de zee soms zoet is. Het was koud –de wereld leek te bevriezen- toen hij begon met zoeken naar een betoverende plek die nog nooit bezongen was, zelfs niet in het mooiste lied.

Het was winter en zijn laarzen knisperden in de verse witte sneeuw, het klonk als muziek. In zijn oren klonk alles als muziek; zelfs zijn eigen gepruttel en het schurende geluid van handen langs zijn baard. Zijn baard, ja zijn overweldigende mythische baard. De restjes van zijn eten kon hij ruiken in zijn baard, de restjes voor zijn eten kon hij vinden in zijn baard. Zijn baard was al in vele verhalen beschreven maar nog nooit was de pracht van zijn harige kin gevangen in taal: alle woorden leken zo futiel en leeg.

Overal waar hij kwam hingen de mensen aan zijn behaarde lippen en dansten de witte nacht door. Tijdens zijn zoektocht kwam hij langs enorm veel verschillende stammen, de een nog kleurrijker en wonderlijker dan de andere. Zo zag hij een stam waar ze hun huid vervingen door bladeren, waardoor iedere herfst iedereen van verdriet uit elkaar viel. In de winter plantten ze hun hart in de koude aarde, het was daarom dat hij de wereld hoorde praten. En een stam waar ze geloofden dat struisvogels heilig zijn en daarom iedere zondag hun hoofd begroeven. En een stam waar alle meisjes, tot zijn grote plezier, op zijn geliefde gitaarriedeltjes naakt ronddansten, met vrolijk geverfde navels en papegaaienveren in hun haar.

Op een dag kwam hij aan bij een stam zonder haar, alle mannen en vrouwen waren prachtig kaal. Nog nooit had hij mensen zo naakt en puur gezien, hun spierwitte huid leek licht op te slurpen; het was een wonderbaarlijk gezicht. Zijn zevenmijlslaarzen zetten voorzichtig de eerste stapjes binnen de stam, hij had zich nog nooit zo harig gevoeld. De mensen wisten niet wat ze zagen, ze renden blootvoets op hem af en aaiden zijn ruwe baard. En aangezien ze niet konden praten gebruikten ze hun blote onbeschreven lichamen als schilderdoek. Ze beschilderden hun kin in de meest fantastische kleuren, een baard van verf; het was een wonderbaardlijk gezicht.

Ze hadden nog geen woord met elkaar gewisseld, voor die ene avond waarop hij de volste maan bezong met zijn liederen. Hij had zijn gitaar tevoorschijn getoverd en speelde riedeltjes vol verlangen en levenslust. Plots begonnen de mannen van de stam met hun voeten op de aarde te trappelen en de vrouwen slingerden kreten de lucht in. Onverstaanbaar, maar oh zo mooi en fabelachtig. De klanken galmden door in de balzalen van zijn hoofd, zwierden rond met zijn gedachten en twistten met zijn dromen. Zoiets had hij nog nooit gehoord, zo puur, zo onbedorven. Eindeloos speelde hij door en zijn muziek mengde zich steeds verder met aardse klanken. Het timbre van het ondermaanse.

De wereld smolt weg onder zijn voeten, hij was volmaakt gelukkig en de prille lente verving de ooit zo witte sneeuw. Zijn zevenmijlslaarzen voerden hem met flinke passen richting zijn huis. Eenmaal thuis vertelde hij zijn verhalen aan alle oren die zich spitsten en ving hij de mythische woorden in wonderlijke muziek. Zelfs de zee is soms zoet.

zaterdag 17 december 2011

The road not taken

Een gedicht van robert frost. omdat ik zelf geen tijd en zin heb. joe
  Two roads diverged in a yellow wood, 
And sorry I could not travel both 
And be one traveler, long I stood 
And looked down one as far as I could 
To where it bent in the undergrowth;        
  
Then took the other, as just as fair, 
And having perhaps the better claim 
Because it was grassy and wanted wear; 
Though as for that, the passing there 
Had worn them really about the same, 
  
And both that morning equally lay 
In leaves no step had trodden black. 
Oh, I marked the first for another day! 
Yet knowing how way leads on to way 
I doubted if I should ever come back. 
  
I shall be telling this with a sigh 
Somewhere ages and ages hence: 
Two roads diverged in a wood, and I, 
I took the one less traveled by, 
And that has made all the difference.        

donderdag 15 december 2011

Dillema

Zouden schapen een iglo kunnen bouwen?

Ik loop op de zaken vooruit, het sneeuwt nog helemaal niet. Excuses.

maandag 12 december 2011

Terug van weggeweest

Mijn leven is een grote chaos. Ik loop achter met school, mijn sociale leven valt uiteen en mijn relatie vertoont scheuren.
Eten en concentreren lijkt vrijwel onmogelijk.

Dat komt door mijn hoofd en mijn hart.

Ze zijn verward en weten niet wat ze doen moeten.
Ze zijn bang wanneer de telefoon gaat of een geluidje van msn.
Ze zijn bang voor keuzes die ze moeten maken, want geen enkele lijkt de juiste.

Ik wil slapen, maar het lukt me niet.


Ik wil slapen.

-

 Dit schreef ik een tijdje terug. Ik heb door de toetsweek helaas geen tijd om iets nieuws te schrijven.

Anna. Dat is mijn naam. Drieëntwintig jaar alweer. Ik heb duizend en één hobby’s, van filmen tot schrijven, van zwemmen tot schilderen, van naaien tot koken. Ik werk niet, ik studeer niet, maar ik geniet. Want ja, dat is toch wel het beste dat je kunt doen in je leven Ik ga niet die paar jaar die ik heb in dit stukje universum verspillen aan werken of studeren. Sommigen zeggen dat je na werken kunt genieten. Maar wat nou als je dan niet meer kan genieten? Dan heb je jouw kostbare leven verspild aan alleen maar werken. Daarom geniet ik van elk moment. Of het nou het bestrooien van mijn geroosterde boterham met pure hagelslag is of de geur van pas gewassen beddengoed, ik vind het allemaal heerlijk. Ik plan ook niet. Met plannen verspil je jouw kostbare leventje net zoveel als met werken. Waarom zou ik vandaag al willen weten of ik over drie weken op een dinsdag om 5 over half 1 met de buurvrouw ga lunchen? Wat heeft dat nou voor een zin? Ik laat het gewoon allemaal op me afkomen. Als ik ’s ochtends wakker word en geen zin heb om op te staan, blijf ik de hele dag in mijn bed liggen. Geen afspraak, geen lunch, geen filmavondje waarvoor ik op tijd moet zijn. Op andere dagen kook ik een heel diner, niet alleen voor mezelf, maar voor iedereen die zin heeft om te komen eten. Soms, maar ook alleen wanneer ik daar zin in heb, loop ik naar het station en pak de eerste beste trein, niet wetend waar ik naartoe ga. Heerlijk vind ik dat, uitstappen in een dorpje waar ik in al die drieëntwintig levensjaren nog nooit van heb gehoord. Nieuwe dingen ontdekken, nieuwe mensen leren kennen en dan vooral genieten. Genieten van mijn broodje tonijnsalade, terwijl ik op een bankje kijk naar mensen, pratende mensen, lachende mensen, haastende mensen. Dit is leven.
Misschien krijg ik over een jaar wel een auto-ongeluk of sterf ik op mijn 35e aan een hartstilstand. Dan zullen mensen zeggen dat ik niks aan mijn leven heb gehad, dat ik niks geleerd heb, dat ik geen carrière heb gemaakt, dat ik mijn leven heb verspild aan niksdoen. Integendeel, ik heb iets met mijn leven gedaan, ik heb genoten, ik heb mijn leven niet verspild aan een glansrijke carrière, die tonnen geld opbrengt maar geen geluk of aan een jarenlange studie, waar je niks aan hebt, omdat het toch niet helemaal je ding is. Ik kan zeggen dat ik alles heb gedaan wat ik wilde doen, dat ik gelukkig ben geweest. Want daar draait het uiteindelijk allemaal om. Gelukkig zijn.

zondag 11 december 2011

Cerastoderma edule


Vroeger was je eens in een spiegelpaleis op een treurige kermis in Oostende geweest, vertelde je me. Je had  je van je moeders zachte hand losgeweekt en rende vluchtig door de gangen, die behangen waren met wel honderden spiegels. Uren had je er rond gerend, of misschien minuten, je wist het niet, en je had je verbaasd over het jongetje dat je achtervolgde. Zijn bruine haren hingen voor zijn ogen en hij lachte als jij lachte. En vond je grappen net zo grappig als dat je ze zelf vond. Je was troosteloos geweest toen hij, je enige vriendje, zomaar was verdwenen toen je uit het paleis stapte. Jaren later besefte je pas dat je het zelf was, het was toen je zijn blik herkende in de jouwe. Zonder na te denken had je je hoofd tegen de spiegel aan gegooid om te kijken of je vriendje ook pijn had, het bloed liep van jullie hoofd. Dit was de eerste keer dat je met jezelf botste.

Je wist niet waarom je me dit vertelde, mijn vingers slingerde over het litteken op je gezicht. Mijn lichaam rolde ik vanuit je armen op het jouwe. Nog nooit had ik iemand zo dichtbij gelaten zonder bang te zijn alles kwijt te raken. Bij iedere ademtocht vloog ik een klein stukje de lucht in, het leek alsof ik heel even zweefde en na iedere vogelvlucht landde ik in je dekens. We trokken de dekens over onze hoofden en zochten elkaars ogen in het donker. Ik telde de keren dat je knipperde, de keren dat je mijn haar uit mijn gezicht streek omdat ze mijn mond verstopte, de keren dat ik geloofde dat ik mooi was.

Met mijn lippen op de jouwe gedrukt vertelde ik je over de schelp op de zolder van mijn tante. De schelp, een cerastoderma edule, of gewoon een roestbruine kokkel, hield ik tegen mijn rechteroor aan. En dan hoorde ik mijn opa tegen me praten, ik had zijn stem nooit gehoord, maar wist zeker dat hij klonk als het geruis van het strand. Met golven aan woorden vertelde hij me verhalen die ik al eerder van mijn vader hoorde, over foto’s van koeien en vlekken die overliepen in wolken. Op een woensdagmiddag was ik naar de zolder van mijn tante toegerend, holde alle zevenendertig traptreden op en zocht naar de schelp tussen de knopen in het laatje van de naaimachine. Weg. In paniek rende ik naar beneden en vroeg waar ze de schelp gelaten had. Ze keek me niet-begrijpend aan en zei dat ze hem had weggegooid toen ze haar zolder opruimde, het was maar een gewone kokkel. Ik had gehuild tot mijn tranen op waren, ze smaakte naar de zee. 

Dit is een klein stukje van het langste wat ik ooit schreef, de rest hou ik fijn voor mezelf. En ik weet dat ik te laat was maar gister was ik te druk met hele fijne dingen, dus dan mag het. Doeeei doei. 

zaterdag 10 december 2011

breken

Ik weet heus wel dat banden tussen mensen vervagen
langzaam verdwijnen
misschien wel nooit echt bestaan.

Ik weet heus wel dat ik er niet voor kan zorgen dat iedereen altijd hier blijft
om me heen
altijd blijft bestaan.

Waarom word ik dan zo teleurgesteld
als ik in de toon van haar stem een bevestiging hoor
dat het vervaagt
langzaam verdwijnt
terwijl ik bijna zeker weet dat het wel bestond.

Ik vind vriendschap een lastig iets en ik kan er niet zo goed tegen
dat ik mensen los moet laten
dat ik zelf los week
weg van de mensen
van de banden
van de herinneringen 

Beste vriend.
Je leest dit. 
Je vindt dit gezeur.
Ik ken je.
"Hou op alsjeblieft" of "seriously?".

Nee. Of ja.
Want het vervaagt zeker als die bevestigende toon blijft.

vrijdag 9 december 2011

Gaten in jouw bewustzijn
zullen je brengen naar het licht.
Verkort je levenslijn, ik zie 
het verlangen op je gezicht.

Geen genoegen neem jij
met het leven,
Het is je allemaal iets
te veel.

Maar laat je minuten niet
verspillen
Door het denken
aan wat jij wil. 

donderdag 8 december 2011

Naakt,

zonder kleren aan stond ik op de koude tegels van de badkamer te kijken naar het water dat de kraan uit liep. Mijn haren kriebelden langs de bovenkant van mijn borsten en ik wist dat als jij mij nu zou zien je zou zeggen dat ik mooi was. Ik wist ook dat jij mij nooit zo zou zien. En dat je al lang gezegd had dat ik mooi was.
Schuim dwarrelde de lucht in, alsof het sneeuwvlokjes waren die de verkeerde kant op gingen.
Alles was zo ingewikkeld.
Ik keek naar de toren van schuim die zichzelf bouwde in het bad. Ik had geen flauw idee waarom ik alleen maar stond toe te kijken en niet het water om mijn lichaam liet sluiten. 
Soms zou ik willen dat iemand mij naakt zag. Dat iemand in mijn hoofd kon kijken, alsof mijn gedachten geschreven woorden waren die alleen maar opgelezen konden worden. Stormen van woorden op een lijntjespapier, zonder verstopte betekenissen en verdwenen achterliggende gedachtes. Alleen maar wat ik dacht, nog begrijpelijker dan het nu voor mij is.
Of  dat iemand mijn lichaam kon zien zoals het echt is, ribben en borsten en kleine moedervlekken op mijn rug. Bruin, als verstopte vlekjes nutella tussen de bergen van mijn schouderbladen. En dat ik daar dan gewoon kan staan en mezelf kan zijn, terwijl iemand anders zag wie ik echt was.
Naakt, alles naakt. Van mijn wiebelende tenen, langs mijn puntige schouders tot de kleinste gedachtes die anders altijd alleen maar in mijn hoofd zullen blijven zitten.

(hoi, ik schreef dit laatst in mijn boekje toen ik in bad zat en nu werkte ik het uit. en ik ben niet tevreden, maar ik wil alleen maar lezen en slapen, dus jullie moeten hier maar wel tevreden mee zijn. au revoir.)

Schrijfseltjes

Ik zit tegenwoordig niet zo vaak meer in de trein, maar als ik er dan toch in zit kan ik net zo goed gaan dichten, toch?

 Terugblik

Wolken, zwart en grauw ineen

En regen, vochtig, fris
Knallen, flitsen, nooit alleen
'Het geeft niet' zoals je zegt
Want na donder en bliksem
Ben ik op mijn best

Zaterdagochtend niet

Eerst, niet laatst
Barsten in mijn hoofd
Wanhoop op mijn tong
'Het maakt niet uit' lach je weg
Met nadorst en zelfspot
Ben ik op mijn best

Sterf ik alleen?

Oud en krom, tragisch
Voor mijn tijd?
Dat is, denk ik, niet
Helemaal mijn ding

'Stil maar' fluister je toe

'Alles komt goed'


Bij Wijze van Spreken 
‘De klok verwijt de klepel
dat ie zwart ziet!’
Bijt ze hem toe
‘Stil’ antwoordt hij
‘je weet niet wat je zegt’
‘Kan ik er wat aan doen’
Brult ze terug
‘Je ziet door de bladeren
De herfst niet meer’
Oog om oog, tand om tand
Woord om woord, zoals dat gaat
Zo antwoordt hij, misschien te laat
‘Brul wat je wil, blaf maar raak
Schreeuwende honden grommen niet’

Tragisch, miscommunicatie



woensdag 7 december 2011

Het wonderlijke leven van jacky fontanel *****

Wat: Een boek
Van wie: Kasper van Kooten
Waarom: Ik kreeg het van sinterklaas
De echte?: Nee mijn tante maar ssht

Oke ik weet dat we ooit, zo'n 30 weken geleden, afspraken dat we geen recensies zouden schrijven, maar ik dacht dit is een boek dus dat mag vast wel. En dit is in de recensiekoning na-aper stijl dus dat maakt het lame maar voor mij heel erg leuk dus jullie moeten er maar mee leren leven.
Goed, om maar bij het begin te beginnen; een aantal weken geleden moest ik het altijd verdoemde verlanglijstje opsturen, en bij gebrek aan inspiratie vroeg ik om een boek. Zomaar een boek, het liefst van een Nederlandse schrijver. Mijn tante stond in een boekenwinkel op zoek naar een boek voor mij, zag een advertentie waar op stond: om half 4 komt Kasper van Kooten signeren. Op dat moment was het 20 over 3 dus zo geschiede.
Vooraan in de rij stond mijn Tante te wachten en ze was de eerste die een krabbel kreeg, voor mij, en daarbij ook twee kaartjes voor de voorstelling die bij dit boek hoort. [die waren weggelegd voor de eerste 4 in de rij] Omdat mijn moeder zo blij was dat ik eindelijk eens thuis was nam mijn tante me niet mee naar de voorstelling. in plaats daarvan ging ze met haar man, mijn oom, en gek genoeg leek de voorstelling heel erg op dingen uit hun eigen leven, maar goed ik dwaal af.
Ik kreeg het boek, was erg blij al moet ik bekennen dat ik niet zo veel wist van Kasper van Kooten. Een boek is een boek dus ik begon te lezen. [Nadat ik het boek van Anna drijver uit had, Marije daar wil ik nog met je over praten!] Ik begon gisteravond en gezien ik deze recensie vandaag schrijf, las ik het deze namiddag uit.
Het verhaal gaat niet over Jackie Fontanel, zoals de titel misschien kan impliceren, al is hij wel de rode draad in het verhaal. Volgens mij noemt Kasper zijn boek zelf een reis, en ik kan je vertellen het is best een wonderlijke reis. [ha, ik typte het en toen bedacht ik me dat dat ook in de titel zit]
Het gaat over Klaas die van zijn opa, die altijd op de Holland-Amerika lijn voer, altijd verhalen hoorde over ene Jackie Fontanel. Wacht, laat ik even de samenvatting op het boek overschrijven.

Klaas leeft in het goede lichaam maar in de verkeerde tijd. Zo voelt het tenminste al jaren. Zijn avontuurlijke opa vaart in de roaring twenties mee op de Holland-Amerika Lijn. In New York raakt deze scheepsjongen verslingerd aan de opzwepende nieuwe wereld van jazz, dans en vaudeville.
Een halve eeuw later verhaalt hij zijn kleinzoon van een zekere Jackie Fontanel. Een sprookjesachtige legende. Na de dood van zijn grootvader - zijn beste vriend en grootste voorbeeld - probeert Klaas zijn opa's savoir-vivre te doorgronden. Hij trekt zijn sporen na en doet verbijsterende ontdekkingen.

Ik weet niet wat het precies is wat me zo aanspreekt in het boek, daarvoor moeten jullie het zelf maar lezen.  Het leuke aan dit boek is dat er dus ook een theatervoorstelling bij is gemaakt om het boek te versterken. Ik heb die niet gezien maar ik wil dat zeker nog gaan doen.
Ik vond het een geweldig boek, inspirerend zou ik zelfs zeggen. Daarnaast komen er veel leuke oude muzikale verwijzingen in voor en ik geef het daarom ook 5 sterren.


wauw wat een lang verhaal sorry.
joe

II


Het besef begint langzaam te komen dat dit mijn toekomst voorgoed zal veranderen. Mijn papa, vechtend en strijdend in zijn hoofd. Dit maakt mij uniek en zet mij opzij van anderen. Maar waarom ik? Waarom niet zij? Het beangstigt mij. Ik wil dit gevoel delen met een soortgelijke. Een soortgelijke in dezelfde situatie. Hij of zij op dezelfde stoel. Een medemens die jou volkomen snapt, zonder ook maar één woord uit te wisselen. Een persoon waaruit je kracht kan winnen, puur om dat diegene hetzelfde doormaakt. De wens om op dit moment een broer of zus te hebben is groot. Een leeg gevoel dringt binnen en ik draai mijn hoofd naar links. Ik zit aan de ene kant van het bed. Mama zit aan de andere kant. In ons midden een dierbare, in een witte kamer, liggend op een wit bekleed bed. Mijn rode teddybeer als kado, breekt het wit. Het schone, reine, en vredige wit. Het wit van blijdschap, en van bruiloften. Ik staar naar papa. Het wit. Ook het wit van kou, van onschuld, en van rouw.

dinsdag 6 december 2011

Berend botje ging uit varen

Ze kon wel oceanen vullen met de tranen die ze huilde. Ze dacht dat ik het niet zag, maar niets was minder waar. Een paar keer heb ik je proberen te laten praten, maar je weigerde. Telkens als ik een steen uit je onbeklimbare toren - met slotgracht en krokodillen - haalde, plaatste je er meteen vier bij. Ik heb altijd al in je toren willen kijken. De krokodillen met mijn lef en liefde verslaan. Mijn spierballen waren vergelijkbaar met satestokjes, helaas.
Misschien liet ik je de oceaan wel vullen met je tranen, dan konden we samen een bootje kopen en je eigen tranenzee bevaren. Je zou verscholen in mijn armen kunnen zitten, kijkend naar alle slechte herinneringen die je tranen hebben meegevoerd naar de grote boze tranenzee. Je zou lachen naar elke herinnering die je ooit pijn heeft gedaan. De herinneringen zouden hulpeloos toekijken vanuit de golven, smekend om een plekje in je gedachten. Zwaaiend naar al die drenkelingen zouden we verder varen. Eenmaal aan land gekomen zou je een stap zetten. Een reis van duizend kilometer begon met een stap. Die stap zou je zetten terwijl ik zachtjes in je hand kneep. We zouden samen stappen zetten naar je toren, waar je de krokodillen zou weghalen met een glimp van je glimlach. De brug zou over de slotgracht vallen, als toegang tot je toren.

___________________
Het is niet zo lang. Daarom sluit ik af met een elfje. Twee.

druppels,
letters werden
onleesbaar. de inkt
vervaagde, net als de
herinnering


ze
wilde dat
niemand haar verdriet
zag, zo was ze
kogelvrij
Het gras kriebelde aan mijn tenen. De wespen en bijen zoemden rond mijn hoofd. Het geluid van het golvende water maakte alles nog beter dan het al was. Ik kneep mijn ogen dicht tegen de felle zonnestralen en legde mijn hoofd op jouw ontblootte borst. We zeiden niks. Ik weet niet meer hoe lang we daar lagen, misschien waren het maar tien minuten, misschien waren het twee uur.
Het was de perfecte zomerdag.

Op dit moment zou ik wel een beetje zomer kunnen gebruiken.

zaterdag 3 december 2011

vervolg

De maan ging al onder, wat de wereld altijd nóg net iets magischer maakte. Het meisje ging op een grens van 5 mei en 6 juni zitten, haar favoriete plek. Overal op de aarde liepen grenzen en in deze wereld zag je die grenzen ook werkelijk zitten. Niet recht, ook niet overdreven hoekig. Ze liepen sierlijk, maar vastberaden door het landschap. Alles en iedereen was verbonden aan die grenzen, dus ook de seizoenen, jaren, maanden en dagen. De grens van 5 mei en 6 juni was speciaal omdat er precies op de kruising één van de grootste bomen stond. Veel mensen zagen het als slecht voorteken als er iets groeide op een kruising en zeker iets met zoveel macht. Maar het meisje geloofde niet dat er in een wereld met amper haat, een boom op een kruising een gevaar kon zijn. Al kwam het misschien ook wel omdat ze geloofde dat dit haar moeder was. Ze had het nooit aan iemand durven vertellen, bang om niet geloofd te worden. Maar als ze tegen de stam van de boom ging zitten, groeide er bloesem uit de knopjes, die langzaam naar beneden dwarrelden. Eigenlijk was het vrij duidelijk dat dit haar moeder was, want als het meisje weer eens bij het zwevende dal was geweest, had de bloesem een zwarte kleur terwijl dat normaal een blozende wangen kleur had. Soms bleven de knopjes zelfs dicht, waardoor de blozende kleur op haar wangen stond..

vrijdag 2 december 2011

Treinen

De sporen wisselden
en je zwaaide naar de vlinders
in de coupé en ik had nog een coupon
voor het dolfinarium want ik hou
van vissen en jij van mij
De trein hobbelde
en het rook naar saucijsjes en kleffe
croissantjes en ik had nog een tragedie
over ons geschreven want ik hou
van wanhoop en jij van mij
De mensen babbelden
en praatten over wintervaste
violen en ik had nog een verzameling
oude scheermesjes want ik hou
van snorren en jij van mij. 




Ik heb de laatste tijd niet zo heel veel lange dingen geschreven en nu heb ik geen inspiratie en morgen vergeet ik het vast, want morgen is het Sinterklaasdag thuis :) Dus hier een oud gedichtje waar ik heel vrolijk van word. En even een heel erg fijn dingetje: vandaag heb ik de sleutel van mijn kamer gekregen in Utrecht en dat is leuk leuk leuk. En ik wil heel veel lichtgevende sterren dus die mogen jullie mij best allemaal geven als 'jeeej-wat-leuk-je-hebt-een-kamer-cadeautjes'. Zo nu ga ik weer verder met Sinterklaas gedichten met veel te lastige rijmschema's en rijmen is stom. Doeiiiiiii

Een Sam en Nick Collaboration

Er was eens een jongen. Hij heette Nick. Ik vind hem wel een stekeltjes persoon. Dan was er ook nog een meisje. Ze heette Sam. Ik vind haar wel een roodharig persoon.
Nick en Sam woonden samen. In een prachtig huis. Ik dacht altijd dat het huis in Amsterdam stond, maar ik weet niet hoe anderen daar over denken. Het was wel altijd heel modern in mijn hoofd. Het huis.
Het is wel leuk hoe het in ieders hoofd toch weer anders is.
Het eerste wat in me op komt, zijn flamingo's, als ik denk aan het huis.
Gek, als ik aan het huis denk, denk ik aan.. ehm.. een hele grote tuin met heel veel bomen. In mijn hoofd was de tuin echt oneindig. In mijn hoofd ook.
In mijn hoofd, dat klinkt wel gek he, alsof het in je hoofd zit. Dat is het ook want het bestaat niet echt. Maar het klinkt alsof het echt in je hoofd gebouwd is. Een tuin in je hoofd. [niet in je hart dat is stom]
Met bomen die tot de hemel groeiden en ik wou dat ik er in kon klimmen en alles kon bekijken. Ik zou wel eens in het huis zelf willen lopen. En dat iedereen daar dan ook echt was.


THE END

donderdag 1 december 2011

Hallo

Marije zegt:
 noem eens een onderwerp voor een toffemensenstukje?
Vic zegt:
 schapen
 sinterklaas
 keuzes maken
 de onverklaarbare mogelijk van de opties
 of het gebrek daaraan
Marije zegt:
  allemaal te ingewikkeld
Vic zegt:
 zelfs schapen?
 schrijf over dat het leven simpeler zou zijn
 net als dat ukeleles maar 4 snaren hebben
 en dat ze fijn zijn
 over dat de amerikanen miljoenen uitgaven om een pen te ontwikkelen die zonder zwaartekracht kon schrijven in de ruimte
 en dat de russen gewoon alles met potlood schreven
Marije zegt:
 dat is best tof
Vic zegt:
 Over dat schapen mekkeren en geiten blaten
 en dat dat zo heet omdat de eerste letters knoppen met de geluiden
 meh en beh
 over dat dingen altijd liggen op de laatste plek waar je zoekt
 omdat je daarna stopt
 omdat je het gevonden hebt
 over dat we allemaal tijdreizigers zijn
 met een snelheid van 1 seconde per seconde
Marije zegt:
 misschien
 moet jij gewoon mijn stukje van vandaag schrijven?
 dat vind ik best een goed idee
 het mag gaan over waarover je schrijven kan
Vic zegt:
 of je doet ctrl c hier
Marije zegt:
 ja, perfect
Vic zegt:
 en doet ctrl v daarginds
 en zo geschiede