zaterdag 24 december 2011

Het is kerst en alles is druk.
Deze week kreeg ik mijn boek in de brievenbus, de aller eerste.
Morgen geef ik hem aan mijn opa en dat vind ik echt heel erg spannend.

En dit is het bedankwoordje kijk jullie staan er bij;


En dit is de omslag;



en dit was mijn bericht van de week joe

donderdag 22 december 2011


1

Zijn stoppels weerstonden
Onbevreesd de wind
Zijn laarzen omzeilden
Sloten
Alsof het niks niks was

Zijn glimlach stal de onschuld
Uit jonge meisjesharten
De frisse lentewind
Speelde met zijn lokken
Gewoon omdat het kan

Hij was uniek
Hij was geweldig/gelukkig
En iedereen had het door
Iedereen, behalve hij

2

Er is niks
Wat niet beweegt
In de wind
Geen tak blijft onbewogen
Geen korrel zond onaangeroerd
Stenen trillen uit gebouwen
Vogels worden weggevoerd

Daar sta je dan
Met je wapperend haar
Zelfverkozen in de storm
Je jas doorweekt, je wimpers nat
Je armen uitgespreid

Daar sta je dan
Als laatste hoop voor
Een hart van steen
Er is niks
Wat niet beweegt
In de wind

maandag 19 december 2011

Koude dagen

We hadden gedroomd over lange sneeuwwandelingen, maar je overleed voordat de winter begonnen was. Het was het enige seizoen dat we niet samen meegemaakt hadden.
Ik dacht aan die keren dat we door de gure herfstwind wandelden, met onze ogen dicht en alleen maar denkend en pratend over wat we zouden doen wanneer de wereld wit zou zijn. Ik dacht aan onze plannen, aan onze dromen en hoopte dat ze zouden bevriezen onder die dikke laag ijs die de vijvers bedekte. Ik wilde ze niet kwijtraken. Niet vergeten, nooit vergeten.

Op de ochtend van je begrafenis keek ik uit het raam en was de hele grond bedekt met een dikke, witte laag sneeuw. Het zag er zacht uit, maar een enkele weg van voetsporen was er te vinden. De rest was onbelopen, haast maagdelijk wit.
Meer dan een uur stond ik stil voor het raam te kijken hoe de kleine donzen vlokjes naar beneden dwarrelden. Het sneeuwde en de hele wereld wist ervan. Behalve jij.

(het is best wel dramatisch dat afgelopen week het toffe-mensen-dieptepunt was; maar 5 berichten, het minste ooit)

Ik denk dat dit een soort van sprookje is

Zijn zevenmijlslaarzen, die zijn voeten omlijsten als een romantisch schilderij van een obscure kunstenaar, dwaalden af van het vertrouwde pad. Misschien wilde hij wel verdwalen met zijn gitaar op zijn rug, de wereld betoveren met zoetzure muziek. Hij wist niet waarheen, hij wist wel waarom. Hij wist dat de wereld groter was dan hij ooit had durven dromen en dat zelfs de zee soms zoet is. Het was koud –de wereld leek te bevriezen- toen hij begon met zoeken naar een betoverende plek die nog nooit bezongen was, zelfs niet in het mooiste lied.

Het was winter en zijn laarzen knisperden in de verse witte sneeuw, het klonk als muziek. In zijn oren klonk alles als muziek; zelfs zijn eigen gepruttel en het schurende geluid van handen langs zijn baard. Zijn baard, ja zijn overweldigende mythische baard. De restjes van zijn eten kon hij ruiken in zijn baard, de restjes voor zijn eten kon hij vinden in zijn baard. Zijn baard was al in vele verhalen beschreven maar nog nooit was de pracht van zijn harige kin gevangen in taal: alle woorden leken zo futiel en leeg.

Overal waar hij kwam hingen de mensen aan zijn behaarde lippen en dansten de witte nacht door. Tijdens zijn zoektocht kwam hij langs enorm veel verschillende stammen, de een nog kleurrijker en wonderlijker dan de andere. Zo zag hij een stam waar ze hun huid vervingen door bladeren, waardoor iedere herfst iedereen van verdriet uit elkaar viel. In de winter plantten ze hun hart in de koude aarde, het was daarom dat hij de wereld hoorde praten. En een stam waar ze geloofden dat struisvogels heilig zijn en daarom iedere zondag hun hoofd begroeven. En een stam waar alle meisjes, tot zijn grote plezier, op zijn geliefde gitaarriedeltjes naakt ronddansten, met vrolijk geverfde navels en papegaaienveren in hun haar.

Op een dag kwam hij aan bij een stam zonder haar, alle mannen en vrouwen waren prachtig kaal. Nog nooit had hij mensen zo naakt en puur gezien, hun spierwitte huid leek licht op te slurpen; het was een wonderbaarlijk gezicht. Zijn zevenmijlslaarzen zetten voorzichtig de eerste stapjes binnen de stam, hij had zich nog nooit zo harig gevoeld. De mensen wisten niet wat ze zagen, ze renden blootvoets op hem af en aaiden zijn ruwe baard. En aangezien ze niet konden praten gebruikten ze hun blote onbeschreven lichamen als schilderdoek. Ze beschilderden hun kin in de meest fantastische kleuren, een baard van verf; het was een wonderbaardlijk gezicht.

Ze hadden nog geen woord met elkaar gewisseld, voor die ene avond waarop hij de volste maan bezong met zijn liederen. Hij had zijn gitaar tevoorschijn getoverd en speelde riedeltjes vol verlangen en levenslust. Plots begonnen de mannen van de stam met hun voeten op de aarde te trappelen en de vrouwen slingerden kreten de lucht in. Onverstaanbaar, maar oh zo mooi en fabelachtig. De klanken galmden door in de balzalen van zijn hoofd, zwierden rond met zijn gedachten en twistten met zijn dromen. Zoiets had hij nog nooit gehoord, zo puur, zo onbedorven. Eindeloos speelde hij door en zijn muziek mengde zich steeds verder met aardse klanken. Het timbre van het ondermaanse.

De wereld smolt weg onder zijn voeten, hij was volmaakt gelukkig en de prille lente verving de ooit zo witte sneeuw. Zijn zevenmijlslaarzen voerden hem met flinke passen richting zijn huis. Eenmaal thuis vertelde hij zijn verhalen aan alle oren die zich spitsten en ving hij de mythische woorden in wonderlijke muziek. Zelfs de zee is soms zoet.