vrijdag 8 juli 2011

Aan

Donker zwart licht uit,
donker zwart licht uit,
licht donker zwart uit,
licht zwart donker uit,
zwart licht donker uit,
zwart donker licht uit,
uit.


Blijf lekker zitten, geniet van de zit. De lichten gaan uit. Je kijkt, maar toch niet. Je denkt dat je kijkt. Je volgt het, tot je een onmiskenbaar gevoel krijgt van hetgeen wat zich voor je ogen afspeeld. Nostalgie. Je kijkt naar de zwarte wand naast je. Naar de mensen voor je, naast je en achter je. Die mensen nippen van hun cola, eten iets, zijn aan het zoenen of ze doen helemaal niks. Helemaal niks. Je kijkt naar het scherm, het gevoel is er nogsteeds, maar je kijkt. Je probeert het te volgen, maar het lukt niet. Hoe laat is het? Gaat hij me zoenen?  Hoe lang nog? Wat doen die mensen voor me? Is er wel een nooduitgang? Heb ik de deuren wel op slot gedaan?

Wat denken al die mensen wel niet. Wat denken jullie wel niet.

Licht aan,
aan.

donderdag 7 juli 2011

Ooit

Hij: Ooit ben ik oud. Dat merk ik dan meteen, dat ene moment waarop je denkt: Nu ben ik écht oud. Dan ga ik mijn dagen verslijten in een schommelstoel. Heen en weer en weer terug. En schommelend zal ik staren en voelen. Terwijl ik herinneringen van vroeger herleef. Met de tijd zal dan de grens tussen herinneringen en schommelstoel vervagen. En dan weet je: Ik weet het niet meer. Behalve dat je dat niet weet dan.

Dan is het tijd. Tijd dat iedereen weer eens op bezoek komt, “voordat het te laat is” zoals ze zullen zeggen. Niet dat het dan nog uitmaakt. Ik denk dat mijn nieuwsgierigheid naar en verwondering over het begrip Einde genoeg motivatie zijn om niet vast te blijven houden aan dat laatste restje adem wat er in mijn vermoeide longen zal zitten.

Vervolgens volgen de emotionele momenten. Misschien druk ik jou wel dicht tegen me aan. En heel misschien fluister ik dan wel: “Dankjewel.“ Overdenking, terwijl ik langzaam wegglijd. Wachtend tot iemand me naar het einde brengt.

Misschien komt het wel nooit zo ver. Misschien vertraagd de tijd voor je dood, steeds verder. Zodat je steeds dichter en dichter tegen de dood aanschurkt, zonder dat je er ooit zal komen. Asymptotisch heet dat, weet mijn gymnasiumbrein me te vertellen.

Of misschien draait de tijd wel om, en krijg je alles nog een keer achterstevoren. De dvd heeft de videoband nooit helemaal uit de filosofie verdreven, terugspoelen blijft interessant. Zouden we het überhaupt merken als de tijd nu achteruit zou gaan? Zouden we al dood zijn?

Zij: Ik voel me niet heel dood, eerlijk gezegd.

Hij: En toch zou het kunnen.

Zij: Wat als je niet oud wordt?

Hij: Dan is alles anders.

Zoektocht

Een gemiddeld mens verspilt veertig dagen per jaar met het zoeken naar verloren dingen. Veertig dagen. Denk aan al die reizen die je had kunnen maken, pizza's die je had kunnen eten, boeken die je had kunnen lezen of uren die je voor je uit starend op een stoel had kunnen zitten.

Ik zou mezelf niet beschrijven als iemand die altijd alles kwijt is. Ik teken plattegronden in mijn hoofd, voeg daar alles aan toe wat ik onthouden wil en vind het zo vaak simpel terug. Overzichtelijk, is het in mijn hoofd, in tegenstelling tot de hoofden van de mensen die ik ken.
Die duizend keren dat ik de trein heb gemist doordat de fietssleutels van de persoon waarmee ik weg zou gaan opeens in het niets verdwenen waren, en ik maar stond te wachten en me afvroeg hoe je zo vaak iets kwijt kon zijn. Of die uren die ik iemand heb proberen te bellen, die mij achteraf vertelde al een week niet te weten waar zijn telefoon zich bevond.
Toch besef ik, nu ik erover nadenk, dat ook ik die veertig dagen vul met zoeken naar dingen die ik kwijt ben. Misschien minder aan de materiële dingen waarnaar je letterlijk op zoek kunt gaan, maar ik zoek in die dagen dan weer naar andere dingen (al moet ik trouwens wel zeggen dat ik elke avond mijn pyjama kwijt ben en hem terugvindt op de raarste plekken, een rare hobby is het zoeken daarnaar geworden).
Vaak raak ik mijn besef van tijd kwijt. Mijn ontbijt heb ik dan aan het eind van de middag gehad en als eigenlijk de volgende dag al begint heb ik soms nog het idee dat ik net opgestaan ben.
Daarnaast is inspiratie ook iets waar ik haast dagelijks een paar uur naar opzoek ga. Zo graag wil ik dan schrijven, dat het niet lukt, terwijl ik op andere dagen bij wijze van spreken zelfs over een eenzame pinguin iets kan schrijven waar ik tevreden over ben.
Of de liefde, zoek ik ook vaak. En aandacht, en mensen waarbij ik me veilig voel. Misschien kom ik wel over die veertig dagen heen met zoeken. Misschien zoek ik onbewust wel meer dan de gemiddelde mens, eerder mijn hele leven, maar heb ik dat alleen niet zo goed door.

woensdag 6 juli 2011

Vreemdeling

Je loopt over straat. Een glimlach. Een vreemdeling.
Een wirwar van woorden. Als een dans die je ooit kende maar die je bent verleerd.
Af en toe herinner je je een pasje en dans je een stukje mee totdat je de draad weer kwijt raakt.

In deze vreemde verre stad woont een jongen die oorspronkelijk op loopafstand van mijn veilige thuis woont. Hij spreekt in de taal die ik spreek en hij kent de plaatsen die ik ken. Naar grote waarschijnlijkheid waren we al eerder op dezelfde plek. Een vreemdeling.

Soms vraag ik me af hoe het klinkt als ik hier loop en spreek in de taal die ik altijd spreek terwijl iedereen om me heen woorden gebruikt die er een beetje op lijken maar die toch heel anders zijn. Voor hen ben ik raar. Heel anders. Een vreemdeling.

Ik slaap op een bank in een huis in het centrum van Oslo. Ik kwam hier binnen als een vreemdeling. Ik viel in slaap als een vreemdeling. Vannacht val ik in slaap als een vreemdeling.

Soms hoor ik in de wirwar van klanken en dansen een woord wat ik herken. Mijn onderbewustzijn is er op gefocust en geeft me seintjes. Dan praat ik. Probeer de vreemdeling een mens te maken. Vandaag was dat fijn en leidde dat ons leven een berg op. Een plek waar we anders niet waren gekomen. Een stukje uit het leven van een vreemdeling.

In een jeugdherberg in bergen speelden we een spel met twee Duitsers. Een vragenspel. Ik weet hun namen niet maar ik weet wel dat zij al twee jaar geen t-shirt met streepjes heeft gedragen en dat hij vroeger wel eens een cake bakte en toen hij 5 was hij nog met een knuffel sliep. Zijn ze dan vreemdelingen?

Ik slaap op de bank van een Zweedse jongen die in het stapelbed boven mijn hoofd ligt. Ik weet zijn naam en ik weet dat hij een genie is met alles wat beeldend is. Meer weet ik niet. Ik hoop dat ik overmorgen vertrek als een bekende en dat ik geen vreemdelingen achterlaat.

portemonnee

Frans is nooit mijn sterkste vak geweest. Ik dank god dan ook op mijn blote blauwe knietjes dat internet en wikipedia bestaan.

Porter en Monnaie, dragen en munt in het Frans. muntdrager, simpeler kan niet.

Als je er bij stilstaat, neem je dat ding overal mee naartoe. Daar komt bij, dat je ook een hoop ellende overal mee naartoe sjouwt. Ik kan met alle uitsteeksels op mijn lichaam niet tellen hoe vaak dat ding mij in de problemen heeft gebracht.

Ik ben een ramp met mijn financiën.

Introductie? Haal je portemonnee maar tevoorschijn. Jaag je alle golddiggers in een keer weg. Maar, gezien het feit dat ik er toch vrijwel geen geld in heb zitten, kan het geen kwaad om alles eruit te gooien.

Ik doe mijn portemonnee open. En het is duidelijk. Ik ben zo goed als platzak. Nog twee euro en vijfenzeventig cent. Zou ik ook met plectrums kunnen betalen? Verder, heb ik welgeteld 7 buskaartjes en 28 treinkaartjes in mijn portemonnee. 

En nee, ik ben geen trots verzamelaar, ik ben de hoofdsponsor van de NS, gezien het feit ze het leuk vinden om mijn OV in bezit te houden. Maar ach, daar staat een pasfoto op. Het zal wel aan mijn haar liggen.

What else? 2 pinpassen, useless. Een identiteitskaart. Verdacht genoeg heeft de politie bij controle ‘m nooit willen houden. De NS heeft een rare smaak. Een Belgische verblijfsvergunning, nooit nodig gehad, maar hé, dat ding kost maar liefst vijf euro. Emigreren? Ik adviseer het tropische België. Een Fontys schoolpasje. Oh, maak er maar acht buskaartjes van.

Verder, pasfoto’s, voor een lieve conducteur, je weet maar nooit, wie weet kom je misschien zelfs onder een boete uit. Twee verzekeringspasjes, ik zoek nog sponsors voor mijn maandelijkse premie. Twee pasjes van twee kledingszaken. Van die winkels waar je een keer iets koopt, en een pasje van krijgt.

Maar. Als ik diep in de vakjes graai, komen de leuke dingen. Mijn portemonnee is de natuurlijke habitat van wilde gevouwen hartjes en kraanvogels, Andy Warhol en Dali museumbezoeken en plectrums.

Muntdrager. My ass.

dinsdag 5 juli 2011

We leven in een zeepbel

Het schrift van anderen, iets prachtigs. Mensen schreven hun kennis, idealen en wensen op en deelden dit met de wereld. Ik zat in een verlaten bibliotheek, waar alle boeken nog in stonden. Vele boeken waren zo oud dat de bladzijdes waren verkleurd en bruin waren geworden. Niemand kon deze schoonheid waarderen, behalve ik. Ik staarde uit het raam, het raam was beslagen en daarnaast niet meer helemaal helder. Toch kon ik de contouren van een lichaam herkennen, een vrouwen lichaam. 
Ik stond op en liep met langzame en kleine passen richting het raam, bang dat de verschijning zou verdwijnen. Bang dat de verschijning alleen in mijn gedachten bestond. Hoe dichter ik bij het raam kwam, hoe meer het raam besloeg. Eenmaal bij het raam aangekomen, veegde ik met mijn mouw een beetje condens weg. Niet te veel, niet te weinig. "Te" is nooit goed. Ik keek voorzichtig, en zag de contouren nog steeds. Ik opende een klein raampje, waardoor een frisse wind me tegemoet kwam. 
De gedaante bleek door het minuscule raampje te passen en stond nu met mij in een ruimte. Mijn adem stokte even, om zich vervolgens te hervatten, luider en sneller dan normaal. Mijn hart leek zo hard te kloppen, dat ze in Oezbekistan mijn hart nog zouden kunnen horen kloppen.  
Zeven passen, vier met links en drie met rechts. De houten vloer kraakte onder je voeten met elke stap die je zette. Zeven. Weg, weg van hier. Zeven passen, en je was weg. Toch was er iets, iets waardoor het niet onaangenaam, niet eenzaam en niet kil was. Het was fijn. Ik kneep mijn ogen samen en draaide mijn hoofd weg.
Mijn blik rustte op het raam, ik staarde. Ik staarde naar het raam, hopend dat mijn gedachten ooit werkelijkheid zouden worden. Mijn hand reikte naar een boek met een azuurblauwe kaft, maar stopte daar. Het boek zal voor mij altijd een mysterie blijven. Misschien wilde ik niet weten wat er in dat boek stond, zodat ik wist dat ik ooit op deze plek zou terugkeren, met een herinnering zo mooi. Ik liet mijn hand langs mijn lichaam hangen en draaide me om. Terug naar de realiteit, die me in de steek had gelaten.

het is een beetje niet samenhangend, excuseer mij daarvoor. ik lees nooit na enzo, dus het zal echt heel onduidelijk zijn. maar ik voel me vandaag ook echt niet samenhangend en niet duidelijk. de opzet weerspiegelt mijn gevoel vandaag. diepzinnig, of toch niet.

maandag 4 juli 2011

kiezen, moeten, doorgaan

Van uitstel komt afstel

Zo ook met deze blogpost

Van uitstel komt druk

Zo ook met deze blogspost

Van afstel komt rust

Van druk niet

Dus eigenlijk kun je beter alles afstellen,

Maar dan kom je niet verder.

Maar waarom wil je verder?

Omdat het moet.

Ik denk er niet eens over na.

Doorgaan is moeten

Niet kiezen.

Ik kies ervoor niet te moeten

Ik moet ervoor kiezen om door te gaan.

Maar ik kies niet

Maar ik moet wel

zondag 3 juli 2011

Personages.

Rennen. Zo snel mogelijk. Rennen want het haalt ons in. Ik weet nog wat ik moet doen, ik heb dit eerder meegemaakt. Ik heb dit eerder gedroomd. Ik moet de garage vinden met de lichtgevende puntjes in de deurknop. Zodra we die deurknop aan zullen raken zal de schaduw zich terug trekken. We mogen het ons niet te pakken laten krijgen. Het zal ons meenemen naar een plek waar geen licht is. En niemand wil leven zonder licht, hoe mooi het donker soms ook kan zijn.

Voorbij de speeltuin, daar moeten we heen. Nog sneller rennen. Het is niet te doen, we zijn niet snel genoeg. Maar nee, dit is mijn droom en ik laat me niet vermoorden in mijn eigen droom. Ik verzin dit zelf, ik zal ook zelf de oplossing moeten vinden. In de verte zie ik de garage met de lichtgevende puntjes in de deurknop. Maar dat is nog te ver weg. Ik ren sneller en sneller tot ik niet meer kan. Iedereen heeft me verlaten, maar ik ren door. Tot ik de deurknop eindelijk aanraak. Op dat moment is de droom over en word ik wakker. Iedereen had me verlaten. Sommigen hadden misschien wel bewust voor het donker gekozen in plaats van het licht. Sommigen waren dit misschien al langer van plan. Ik kende de meeste mensen helemaal niet. Ze waren slechts personages voor deze ene droom, en zonder ze was de droom misschien eenzamer, maar ze blijven bestaan want het zijn personages. En als je niet bedenkt dat de door jou verzonnen personages dood gaan, gaan ze niet dood. Tenzij jij de schaduw zelf opzoekt, dan zullen ze met je mee gaan. Ze kunnen namelijk niet zonder je leven.

Op dinsdag stond het werk in de boekwinkel in het teken van Paul Goeken. De mannelijke schrijver die beroemd werd als vrouw en weer stierf als man. De meeste mensen kenden Paul onder de naam Suzanne Vermeer. Mensen kwamen mij vragen of de boeken van Paul goed waren. Sommigen vroegen daarna nog ‘en die van Suzanne, zijn die ook goed?’. Ik vind het apart hoe Paul zijn boeken als vrouw schreef. Hij schreef ook boeken als Paul zelf, maar die boeken waren lang niet zo populair. Suzanne was zijn succes. Maar Suzanne bestaat niet. Ik vind het niet makkelijk om te schrijven vanuit mannelijk oogpunt. Paul deed het in het dagelijks leven. Paul creëerde Suzanne en werd Suzanne. Maar ook al leefde Suzanne nooit echt, toch is ze samen met Paul overleden.
Ik heb persoonlijk nooit een boek van Paul gelezen. Wel van Suzanne. Maar ik maak er nu een uitdaging van om ook de boeken van Paul te lezen. Ik wil namelijk graag het verschil zien. Ik wil Suzanne en Paul als twee verschillende personen leren kennen via de boeken. Ik ben benieuwd of het me lukt.


Dit zijn twee compleet verschillende stukjes aan elkaar geplakt. Geloof het of niet, in mijn hoofd is het verband tussen de stukjes enorm groot. Ik besefte me dat alle mensen die in mijn droom doodgaan, niet echt dood gaan. Want ze bestaan niet. En toen las ik in de krant dat Paul Goeken overleden was. Maar volgens mijn theorie zou Suzanne dan doorleven, want ze bestaat niet dus kan ze niet echt doodgaan. Toch is er geen Suzanne zonder Paul. Net zoals de mensen in mijn dromen er niet zouden zijn zonder mij. 


Mijn hoofd is een chaos en verwoorden wat er precies speelt in die chaos is best lastig, misschien ken je het wel.