vrijdag 1 juli 2011

Ik zie je

De afgelopen dagen bracht ik misschien wel meer uur door in de trein dan dat ik slapend in mijn eigen bed lag. En dat terwijl ik maar al te graag verkondig hoeveel ik ervan hou om te verdwijnen naar mijn droomwereld en het leven van die dag achter mij te laten.
Het geluk van student zijn en de eerste weken van de zomervakantie bestaat uit het gratis kunnen reizen. Een geluk waar je gebruik van moet maken, vind ik.

Laatst zat ik de trein, op één van de heetste dagen. De trein was vol en wij hadden het geluk een zitplaats veroverd te hebben. In tegenstelling tot vrijwel de helft van onze medereizigers. Halletjes waren gevuld met zoveel mogelijk mensen die in die kleine ruimte gepropt waren. In de gangpaden naast de stoelen stond een wiebelende massa dankzij het slingeren van de net vertrekkende trein. Er leek geen mens meer bij te passen, drama in het openbaar vervoer en de spitsuren is nooit een fijne reiscombinatie geweest.
De stoel tegenover mij werd ingenomen door een gehaaste man in pak. Man, jongeman, jongen, ik heb eigenlijk geen idee. Hij zou net twintig kunnen zijn, maar veertig is ook goed mogelijk. Leeftijden inschatten is nooit mijn sterkste punt geweest.
Druk was hij, na het instappen, bezig met zijn telefoon die hij even later wegstopte in de zak van zijn blouse. Hij liet zich achterover vallen in zijn stoel en veegde het zweet van zijn voorhoofd. De rest van de reis heeft hij zich vermaakt met het aandacht geven aan onze gesprekken. Hij luisterde mee, lachte om onze grapjes en vertelde mij dat hij ook wel heel veel zin had in macaroni met kaas.
Hij gaf ons aandacht, waarmee hij eigenlijk gelijk aandacht opeiste. Dat maakte hem anders dan het meisje wat voor station Utrecht zijn plaats ingenomen had. Haar koptelefoon had haar oren bedekt en haar ontwijkende blik die constant uit het raam staarde gaf aan dat ze zich af wilde sluiten van de wereld. Van de trein, van de aandacht.

Ik begon me af te vragen wat aandacht was. Wanneer iemand aandacht wil en wanneer juist niet. Is het zo duidelijk te zeggen, dat als iemand zich door muziek en het niet maken van oogcontact afsluit, die persoon het liefst niet gezien wil worden? Of werkt dat anders?
Bij mij werkt het niet zo, denk ik. Het liefst word ik gezien, soms. In de trein duik ik graag helemaal weg, maar ik weet van mezelf dat ik het fijn vind als anderen toch door hebben dat ik daar zit en iets over mij denken. Anonieme aandacht vind ik fijn. Leven in hoofden en gedachten van vreemden.
Er zijn wel dagen dat ik me het liefst afsluit van de bekende wereld. Facebook gebruik ik alleen om te lezen, smsjes negeer ik en als ik iemand tegenkom op straat zeg ik dat ik de trein moet halen. Aandachtsloos leven, wil ik dan.
En dan, als het stil is en het voor iedereen duidelijk lijkt te zijn dat ik liever alleen ben, slaat het om. Ik wil aandacht, ik zoek aandacht en ik eis aandacht. In stilte, want vragen durf ik niet.
Het kan mij frustreren, dat het zo complex werkt en het altijd iets is geweest wat ik niet snap. Waarom wil ik geen aandacht als ik het krijgen kan, waarom verlang ik naar de aandacht wanneer het eindelijk verdwenen is?
Hoe werkt dit bij andere mensen? Wilde het meisje in de trein stiekem toch wel gezien worden? Had de medereiziger die ook zin had in macaroni net een periode zonder aandacht gehad, of hield hij gewoon altijd van aandacht? En wat is aandacht eigenlijk? Wanneer is het eindelijk eens genoeg?

(het spijt me dat het eigenlijk geen donderdag meer is. en dat het een afgeraffeld en lang stukje is. ik beloof de volgende keer beter te zijn. merci voor uw begrip.)

donderdag 30 juni 2011

Schapen

Waarom is het zo fijn om met je ogen dicht naar de zon te staren? En dan je ogen een klein beetje open doen, zodat je net zoveel licht binnen krijgt dat de wereld er ineens heel mooi uitziet. Misschien is het nog wel veel mooier om met je ogen open naar de zon te staren.  Alleen zo jammer dat dat voor je ogen niet zo goed af loopt. Maar ach, ik zeg al jaren dat ik liever blind zou zijn dan doof, misschien moest ik het maar eens proberen. Gelukkig ben ik niet alleen, Eddie Vedder had het er achttien jaar geleden al over. 

En wat is er zo interessant aan vliegtuigen? Altijd als ik een vliegreis maak kom ik thuis met vele kantjes vol aan teksten. Inspiratie krijg ik daar, zo in de lucht. En ik heb geen idee waarom. Een vliegtuig is in wezen een heel onpoëtisch object. Een stalen kooi, heel onromantisch uitgedrukt. Maar wel eentje waarmee je kan vliegen, iets waar de mensheid al eeuwen een obsessie voor heeft. Blijkbaar ben ik niet anders. Terwijl ik toch van iedereen hoor dat ik apart ben. Interessante gedachte.

Dit soort dingen vraag ik me dan af op een dag als vandaag. En of het iets over mij zegt dat ik afwisselend droom over puppy's verdrinken en de wereld moeten redden. Ik maar denken dat het best wel goed met mij gaat.

Gaan slapen of nog even wakker blijven?

Tevreden zijn met wie je bent, of juist jezelf ten goede proberen te veranderen?

Er op af stappen, of rustig afwachten?

Zouden schapen muren kunnen bouwen?

De grote raadsels van het leven zullen wel nooit opgelost worden

woensdag 29 juni 2011

Geluk

Ik denk vaak dat alles gaat zoals het gaat omdat alles gebeurd voor een reden. Dat ik vanavond besloot niet voor de laatste keer de bergen in te klimmen maar nog een keer een tijdje op het strand over de zee uit te staren is daar een voorbeeld van. Het regende de hele dag maar nu was het prachtig, mooi stil water en er daalde een rust op me neer die ik de hele dag, de hele week nog niet gevoeld had. Natuurlijk keek ik of jij er was, maar omdat je nergens te bekennen was en je ook maar heel zelden aan het oppervlak komt verwachtte ik het niet echt. En het voelde ook al goed zonder dat je er bij was.

Ik weet nog heel erg goed hoe ik me voelde toen je je voor de eerste keer aan me liet zien. Intense vreugde en een gevoel wat ik niet zo goed kon plaatsen. Ik denk dat het twee maanden geleden was, al voelt het meer als duizend dagen. Toen ik je zag vulde ik netjes alle clichés in en stopte ik eventjes met ademen, omdat ik dat gewoon vergat. Het duurde niet lang en toen je weg was ging het gewone leven weer door. Alsof je er nooit was geweest. Maar vanaf dat moment voelde alles specialer. Mijn hele reis, mijn avontuur werd in een klap de moeite waard. En nu sta ik aan de vooravond van het einde van mijn avontuur en zijn de dagen met jou nog steeds de dagen die me het meest bij staan.

Zoals die dag dat ik in de ijskoude Noorse zee dook en jij een paar honderd meter verderop een stukje met me mee zwom. Ik kon wel verdrinken van geluk. Aan dat moment dacht ik toen ik daar zat, op het strand, alles voor de laatste keer in me op nemend voor de koude momenten straks in Nederland, om het gevoel weer op te kunnen halen.

Ik was op zoek naar het geluk en ik dacht dat ik het niet had gevonden. Maar toen ik opstond en weg liep over het strand, nog een blik werpend op waar jij zou kunnen zijn en ik je gitzwarte lijfje boven het water uit zag komen wist ik dat ik het mis had en het gevoel wat ik eerder niet kon plaatsen geluk was geweest. Je was er, alsof je aanvoelde dat het de laatste keer zou zijn. Alles gebeurd voor een reden.

Dankjewel mijn walvisvriendje, ik ga jou het meeste missen.

de geraniumkweker.

Als ik ergens gek van wordt, dan is het dit wel. Wie kent het niet? Op een willekeurige ochtend sta je, brak van de voorgaande avond (die begon met ‘Ik blijf maar heel even..’), met barstende koppijn en wellicht een beetje stinkend in de rij bij de bakker. Het is vroeg, en jij ben de enige uit je leeftijdsgroep die al wakker is. Je verrekt van de honger en om je heen is de gemiddelde leeftijd minstens 70 jaar.
Situatie duidelijk? Prima.
Daar sta je dan. Nummertje 58, nog 2 wachtende voor me, het leven is mooi: ik ben enkele minuten verwijderd van m'n sigaretje op de terugweg naar huis, waar ik een monsterboterham kan gaan eten.
Maar op de bakkersvloer is niets zoals het lijkt. De normaal gesproken rustige, aardige en vredelievende dames veranderen in doorgewinterde ninja’s zodra ze de bakkerij betreden: De 2 wachtende voor me, zijn opeens 3 wachtende geworden. Knipperen met mijn ogen helpt niet, ik weet zeker dat ik weer nuchter ben en van honger ga je niet hallucineren. Dit is dan weer een van de dingen die ik absoluut niet snap: je hebt de hele dag niets beters te doen dan je geraniums water te geven, je enkelbijtertje uit te laten terwijl ik probeer te slapen en de hele dag je hoofd te schudden waarbij je ‘de jeugd van tegenwoordig..’ mompelt. Wat doe je dan bij de bakker? Juist. Voordringen.
Het zijn altijd dezelfden die daar een soort van sport van maken. Je mag bij de club als je de 65 gepasseerd bent. Daar sta je dan, met je studentenleven. Overdosissen aan tentamens, verslagen schrijven, schooluren en werk, waardoor het vrijwel onmogelijk is om met je vrienden te begaaien, je vriendin te bezoeken of te repeteren. Blijkbaar ben ik minderwaardig aan de geraniumkweker.
Ik probeer er meestal wel wat van te zeggen, maar dan krijg ik een quasionschuldig glimlachje of ze gapen schaapachtig voor zich uit, alsof er niets aan de hand is, wat weer aangeeft dat ze weten dat ze foutzitten. Dan zeg ik er wat van, tot grote ergernis van het bakkersmeisje.. Zij wil alleen de klant helpen, maar moet nu onpartijdig de discussie afwachten over wie waarom aan de beurt was.
De ninja in damesverpakking weigert toe te geven dat ik voor was, ook al is ze in het bezit van nummertje 63, wat me nog vervelender maakt. Na een boze blik zeg ik op luide toon tegen het bakkersmeisje: ‘Helpt u deze mevrouw maar eerst. Zo te zien heeft ze verschrikkelijk veel haast met haar oh-zo-interessante leven, waar ieder moment een einde aan kan komen.’
Verontwaardigde gezichten, en de gebruikelijke ‘Heere Jezus, de jeugd van tegenwoordig toch!’ worden mijn kant op gesmeten. De dame in kwestie is beledigd, maar staat nu wel achter me. Ik bestel mijn halfje bruin, glimlach vriendelijk naar het bakkersmeisje en loop de deur uit.
Mijn sigaret smaakt zelfs beter dan verwacht.

dinsdag 28 juni 2011

Het vinden van een schat

Ken je dat? Schatzoekertje spelen? Woelen en graven tussen de bosjes, in de struiken en op stukjes gras, in de hoop dat je een heuse schat vind? Vandaag zag ik twee kinderen die hun schat hadden gevonden. Ze waren aan het juichen en omhelsden elkaar. Overal over hun kleine lijfjes zat modder, hun witte broeken waren groen geworden. Het geluk straalde van alle kanten van de twee kinderen af.
Het meisje rende naar mij toe en liet hun schat aan me zien. Een stukje van een koperen pijp, een tussenstuk. Voor hun was het goud, het meisje zou bergen kleren gaan kopen, het jongetje zou een stoere Ferrari kopen.
Met een glimlach op mijn gezicht fietste ik verder. Het had me wel aan het nadenken gezet.

Zijn we eigenlijk niet allemaal op zoek naar een schat? Iets wat we meer dan alles willen, waar we alles voor over zouden hebben. Voor die twee kinderen die aan het schat zoeken waren, was dat kleine stukje van een koperen pijp iets waardevols. Iets waardoor hun dag niet meer stuk zou kunnen, ze waren de wereld te rijk.
Na dat je deze basisschool periode voorbij bent, zijn we niet meer gelukkig met een klein stukje koperen pijp. We willen alles wat ons hartje begeert, dan zijn we pas optimaal gelukkig. We hebben geld, liefde en volledige gezondheid nodig. En misschien nog wel duizend andere aspecten.  Eigenlijk moeten we met iets kleins al gelukkig zijn, en de waarde van dat kleine beetje kunnen waarderen.

Mooie woorden, maar zelf moet ik deze dingen nog in praktijk brengen. Vandaag was ik misschien wel eventjes gelukkig. Tentamens die goed gingen, de zon die op mijn huid scheen. Als we de kleine dingetjes in het leven leren te waarderen, dan zullen de grote dingen vanzelf volgen. Hopen we dan maar.

Geniet van de zon, voor zo lang die nog blijft schijnen!
Tamara

zondag 26 juni 2011

de boom

Dit is zo’n moment waarop ik te hard nadenk. Ik moet de toon zetten voor dit blog. Te hard nadenken werkt nooit, eigenlijk.

Op dit moment zit ik op mijn bed, zoals altijd. Met een joggingbroek, zoals heel vaak. Vanuit mijn bed kan ik door het raam naar de eik kijken. Hij staat er al vele malen langer dan dat ik hier ben. Tijdens de regenbuien van de laatste tijd wiegde hij steeds wat meer heen en weer.

Ik heb een ding voor bomen. ‘een ding’ betekent hier een liefde voor bomen. Bomen zijn net mensen. Ze groeien op en staan soms in bloei en soms zijn ze sober. Wanneer ze dood gaan rotten ze weg.

Er is geen verdrietiger moment dan een grote stevige boom zien bezwijken. Toen ik klein was verbouwden wij ons huis. Als klein meisje vond ik dat geweldig. Overal was wel wat te vinden: een schroefje of wat overgebleven cement om een huisje van te bouwen.

Het enige verschrikkelijke was het lot de grote kastanjeboom. De kastanjeboom waar ik vele woensdagmiddagen mijn springtouw aan vast knoopte en de hele middag sprong, moest weg. Ik protesteerde hevig tegen mijn vader met de kettingzaag en zei dat ik dan liever een kleine kamer had, maar mijn stemmetje werd niet gehoord.

De boom ging om door middel van een touw om zijn ‘buik’ en mijn vader die zijn ‘benen’ doorzaagde. Ik, als zesjarig meisje, riep dat ze moesten stoppen en ik huilde dikke zoute tranen, maar het was al gedaan met de boom. Ik was verdrietig en boos. Waarom wouden papa en mama een groter huis? De boom woonde daar al!

Het moment dat de eik, waar ik nu naar kijk, het begeeft zal denk ik wel anders zijn. Die sterft aan ouderdom, kastanje werd vermoord.

Ik zit nu precies één etage hoger dan waar ooit een klein zaadje leven vatte, om vervolgens een grote sterke kastanjeboom te worden. In principe zou ik, wanneer ik op dit zelfde plekje zou zitten toen ik zes jaar was geweest, in een boom zitten.