zaterdag 21 januari 2012

Wat zich allemaal in de grotten in mijn hoofd verstopt


Ik droomde dat ik in een reusachtige bieb was met hele mooie oude boeken en metershoge ladders om naar deze toe te klimmen. Het rook er een beetje muf en er werd klassieke muziek gespeeld. Ik was aan het lezen in een raamkozijn en ineens stond Henk Schiffmacher voor mijn neus, hij vroeg ‘hallo, zal ik je tatoeëren?’. En ik vond het prima. We liepen naar een soort van binnentuin en ik trok mijn shirt uit. Ineens was er een zoemend geluid en hij dipte de naald in de inkt. Henk tekende langzaam en pijnlijk een sliert aan golven onder mijn borst, mijn hele lichaam rond. Golven die leken op haaienvinnen. Voortaan zou ik altijd zwemmen, zonder kopje onder te gaan. Altijd blijven drijven. 
In een andere droom was ik in een enorm grote hoge kerk, die ik al eerder zag toen ik ooit over Rusland droomde. Het was een soort van rare grijze bunker met een hele spitse toren, opgebouwd uit kubussen en rechthoeken. Ik stapte er binnen en verbaasde me om alle pracht en praal. Er hingen hele moderne schilderijen van de kruistocht van Jezus en overal waren donkerrode kleuren te zien. Een man zette een doornenkrans op mijn hoofd en langzaam werd ik ook donkerrood. De stralen bloed die van mijn lichaam afliepen leken op kaarsvet. Ik slenterde verder door de kerk en had hele gewone gesprekken met hele gewone mensen die zich niet leken te verbazen over mijn langzame leeglopen. In mijn oren hoorde ik een koor zingen, op een angstaanjagende ijzige manier. Toen ik de kerk uit rende gleed al het rood van me af en voelde ik met stukken lichter.  Ik keek nog een keer om naar de kerk en zag hoe een vrouw zich van de torenspits afwierp, iedereen leefde verder en negeerde de vrouw, zoals ze eerder ook mijn bebloede lichaam negeerden. Langzaam liep ik op de vrouw af en ik zag dat ze dood was, dood zonder bloed. Ik schoof haar jas opzij om te kijken of haar hart niet nog stiekem klopte. Toen ik haar jas opende zag ik dat ze naakt was, betekend met striemen en bedekt met leren riemen. In haar lichaam stond gebrand 'ik zal altijd bij je blijven, altijd blijven drijven'. En toen schrok ik wakker.


Dit zijn mijn dromen van vandaag en gister en eigenlijk weet ik niet zo goed wat ik ermee aan moet. De droom over Henk Schiffmacher vond ik heel leuk maar die van vandaag vond ik enorm naar. En nu heb ik nog steeds een beetje een naar gevoel, bluh. En ik weet niet hoe het komt dat ik mijn dromen de laatste dagen zo goed onthoud, dat doe ik normaal gesproken namelijk nooit. 

donderdag 19 januari 2012

IJspaleis

Toen we die ochtend de deur uitstapten was de hele wereld van ijs. Van de bloemkolen in de kisten voor de groenteboer op de hoek tot het zand tussen de stoeptegels. De lantaarnpalen glommen en voorzichtige druppels liepen dankzij de uitgestraalde warmte naar beneden. De hele wereld was een grote ijssculptuur en iedereen leek het normaal te vinden.
De straten werden gevuld door mensen die verscholen in hun dagelijkse routine met grote passen van bushalte naar bushalte renden. Zonder uit te glijden of zelfs maar het evenwicht te verliezen.
Misschien hadden wij een winterslaap gehouden en  hadden we zo lang geslapen dat we gemist hadden wat er met de wereld gebeurd was. We hadden duizend jaar met onze ogen dicht in bed gelegen terwijl de hele wereld verder draaide en zoveel veranderde als iets veranderen kon.
Ik wist dat jij hetzelfde dacht, want de wereld was opeens raar en over rare dingen hadden we altijd dezelfde gedachtes gehad. We praatten niet, maar liepen langs de heuvel naar het park terwijl jij zacht je hand in die van mij schoof.

Pas zeven maanden en zeven dagen later begon de wereld met smelten. Eerst maar zachtjes, het waren alleen de plekken die beschenen werden door de warmte van autolampen, door lantaarnpalen. Onder de dikke laag die de wereld deze maanden verhoogd had, kwam in het park de groene waas van het gras weer tevoorschijn. Geen grijze witte wazen meer, maar wereld zoals een wereld zijn kon.
Na nachten van druppels langs ons slaapkamerraam, verdwijnende lagen ijs op het dak, ging het smelten steeds sneller. Van kleine stroompjes over de straten, naar grote watervallen, tot zeeën die alles in hun golven met zich meenamen.
En weer hield je mijn hand vast, net zoals je deed toen we die eerste dag langs de heuvel naar beneden liepen. Grote stromen kwamen door de ramen van het huis naar binnen. We dreven, we zwommen, we verdwenen.

Zwanenzang


Mijn knieholtes worden er warm van
En ik krijg kippenvel onder mijn oksels

Laten we elkaar toedichten
Met homo-erotische poëzie
Spetter spieter spater
Wie haat is een hater

woensdag 18 januari 2012

krabbeltjes

De zoete druppels van haar liefde vallen als onzichtbare regen.

'Waarom zit je altijd met je hoofd ergens anders?'
'Omdat mijn gedachten daar worden geboren, maar mijn lichaam wil niet mee.'

Ze omarmde haar geluk,
niet stevig genoeg.

Ze douchte het liefst in het donker, zodat ze zeker wist dat haar tranen niet op vielen tussen de druppels water.

Een deken van liefde,
laat me tekenen met gedachten.

Tegen beter weten in,
weet ik het niet meer.

(het is niet mijn dag vandaag, maar ik heb wat in te halen nadat ik een paar weken niks geschreven heb. hihi)

zondag 15 januari 2012

De zee


De golven vlechten hun geruis door mijn gedachten, door alle slierten dromen en strengen verlangens. Ik denk dat het strand de enige plek is waar ik ooit echt geleefd heb, met zand tussen mijn tenen en een overvloed aan vertrouwen. Toen ik vroeger klein was rende ik in een gele jas achter mijn broertje aan en zochten we kwallen om met een schop op te slaan. En we vonden garnaaltjes en krabbetjes en voelden vieze dingen onder onze voeten. Later las ik er boeken over verloren dromen en nog later schreef ik er mijn eerste verhalen. Of rende ik in mijn onderbroek met een flamingo erop roekeloos de golven in en riep mijn broertje dat hij zich voor me schaamde. En nog later dronk ik er bier met draakjes op het etiket en plaste ik in de duinen. En nog later rende ik er in mijn eentje rond, tegen de wind in en huilde ik om de jeugd die ik kwijt was. Nog later besloot ik een zeemeermin te worden en verkocht ik mijn ziel aan het strand. Nog later durfde ik niet meer aan de zee te denken.  

En nu ga ik over twee weken weer naar het strand, waar weet ik nog niet. Na een tijd lang mijn hoofd te hebben laten vollopen met kennis. Het is een soort van rare parallel in mijn leven dat ik na iedere afgesloten periode even de zee wil zien om te weten dat het leven vergankelijk is.

Alles komt bij elkaar aan zee.