vrijdag 30 december 2011

Ja, ik weet het, het was gisteren donderdag. Maar ik heb een excuus, ik was Toffe Lisanne aan het helpen met verhuizen, dus ga maar op haar mopperen.

Dat was het weer voor deze week, daaaaag en een fijn oud en nieuw iedereen.

maandag 26 december 2011

Hij keek naar zijn pols, maar zijn horloge die hij op zijn 20ste verjaardag had gekregen zat er al vijf jaar niet meer om. Het wond hem op en hij mopperde. Zijn plastic tas klemde hij stevig onder de arm en hij verwonderde zich over de verradelijke wind die was opgestoken.

De man stond elke dag om 10 uur bij het bruggetje. Hij keek dan rond en groette de mensen, maar de mensen zeiden vaak niets terug.
Dat kwam omdat hij er niet verzorgd uitzag. Hij was al een paar jaar dakloos en zou ook deze kerst doorbrengen onder het viaduct.

Voor toen

De dag dat zij gestopt was met leven had ik mijn lievelingscamera weggelegd. In het bovenste laatje van het nachtkastje dat tegen de donkere muur van mijn zolderkamer had gestaan. De rest van mijn fotografiespullen had ik in dozen gestopt, onderin mijn klerenkast gezet. Nooit meer had ik er naar teruggekeken.
Misschien lieten we op deze manier allebei hetgeen wat eerst ons leven geweest was wegvliegen.
Zo lang als het mogelijk leek te zijn had ik het halfvolle fotorolletje in de camera laten zitten. Ik wist dat er foto’s van haar opstonden, wat mij het meest bang maakte om het te laten ontwikkelen. Misschien was ze ook wel daar verdwenen, had ze zoveel haar best gedaan om alles wat haar levend hield weg te halen. Weg van de wereld, weg van de foto’s. Zo ging dat. Misschien.
Bewaren wilde ik het. Uit angst dus. Maar misschien ook uit verlangen. Zo lang mogelijk beelden van haar bewaren die ik nooit eerder had gezien, ze uiteindelijk laten ontwikkelen en weer weten hoe het voelde om naast haar lichaam in slaap te vallen. Als het zo simpel was om daar een connectie tussen te maken.
Twee weken geleden had ik het grootste deel van de spullen uit mijn oude zolderkamer in kartonnen verhuisdozen gepakt. Weg, ging ik. Ik had een kamer gevonden in de stad waar ik na de zomervakantie studeren zou en wilde alles meenemen wat jaren lang zo vertrouwd aangevoeld had. Mijn paleis van materialistischheid opnieuw opbouwen in mijn nieuwe leefomgeving leek het enige te zijn was mij overeind kon houden.
De boeken haalde ik uit de onderste laden van mijn nachtkasje. De bovenste liet ik dichtzitten. Zonder erin te kijken zette ik hem in het busje dat we van de buurman geleend hadden. Hij moest mee, maar ik wilde niet zien wat er in de bovenste la zat. Ook de kartonnen verhuisdozen die gevuld waren met de rest van mijn fotografiespullen belandden zonder erin gekeken te hebben in achterin het busje. We gingen weg.

Het was nacht, precies twee weken geleden had ik voor het eerst in dit huis geslapen. Inmiddels voelde het haast net zo bekend als de zolderkamer waar ik het grootste deel van mijn leven had doorgebracht. Waar ik al mijn herinneringen opgeslagen had. In de lucht, hangend aan de balken.
Zwijgend zat ik in mijn onderbroek op het randje van mijn bed. Robert Smith van the Cure klonk door mijn koptelefoon en ik staarde naar mijn tenen die stonden op de oude, houten planken van mijn kamer.
Het was lang geleden dat zij mijn dagen zoveel beïnvloed had als vandaag. Even leek het alsof ze weer leefde, alsof ik nog verliefd was op iemand die elk moment op bezoek kon komen. Maar ik wist dat dat niet zo was en dat ik niet moest leven in herinneringen, in illusies.
Nu. Het was nu. En zij was niet hier. Ik had herinneringen, die moest ik koesteren en bewaren. Genieten van wat vroeger gespeeld had. Meer niet. Niet mezelf terugplaatsen in de verhalen, nier ermee omgaan alsof ze elk moment terug zou kunnen komen en haar lippen als vliegende vlinders de mijne weer vinden zouden. Niet dat.
Zacht stond ik op en liep naar mijn nachtkastje. Ik opende de bovenste la en haalde hem eruit. Het rode lint hing ik om mijn nek en ik keek door de camera. Herinneringen, alsof ze realiteit waren. Tot de wind die door mijn openstaande raam naar binnen stroomde mij koude rillingen bezorgde, het haalde mij terug naar het nu.
Snel trok ik snel kleren aan, rende de trap af en liet de voordeur achter mij dichtvallen. Het was tijd voor nachtelijke wandelingen met mijn oude liefde.

(Dit is een stuk van een verhaal wat ik ooit een beetje schreef. En er is meer dan dit stukje, maar het zal nooit af zijn.)(Fijne kerstmis :))

zondag 25 december 2011

Ik leef nog.

In mijn gedachten ben ik nog nooit zo gelukkig geweest. Het is fijn om met een constante glimlach op je gezicht te lopen. Om even verloren te raken in het geluk. Dit is dus pure fictie. 

Ze wist dat ze niet verder kon vallen. Haar bodemloze put had waarschijnlijk toch een bodem gekregen, een van drijfzand. De bodemloze bodem had ze bereikt. Levensmoe stond ze daar, met haar rug gebogen en haar ogen te neer geslagen. Ze probeerde haar grijze massa aan het werk te zetten om een manier te vinden om een "Eureka" momentje te bedenken. Zodat ze een trap kon bouwen of kon veranderen in een helikopter. Haar grijze massa besloot alleen negatieve gedachten door te laten. Kon de knoop in haar hersens maar ontvouwen en de realiteit onder ogen zien zoals die ook werkelijk was. De realiteit was niet zo vreselijk als ze dacht, werkelijk niet. Ze had een zwarte bril op (roze bril verliefd, zwart dus niet snap je oké?) waardoor ze alleen maar doem kon denken. Ze keek omhoog en zag een puntje met blauw. De blauwe lucht. Af en toe kwam er een wit schapenwolkje voorbij drijven. De zon lachte haar toe. Waarom lachte de zon haar wel toe, maar het leven niet?  Ze zuchtte. Ze zuchtte de diepste zucht die haar oren ooit hadden opgemerkt. Gillen had geen zin, net zo min als een regendans zin had om regen te krijgen. Niemand zou haar horen, niemand zou haar klanken des levens horen. Zouden mensen überhaupt van haar bestaan af weten? Zouden ze aan haar denken, zouden ze haar missen? Ze wist het niet. Ze wist weinig. Het onderwijsniveau in een put was ook vrij laag, moest ze toegeven. Ze ging zitten op het vochtige gele zand en zag een groen puntje. Misschien was dit groene puntje wel het begin van een prachtige bloem die betere tijden aankondigde. Misschien wel. Misschien ook niet. De tijd zal het leren.

Ik kan geen einde maken dus dat was het.
Ik wens jullie allemaal een hele fijne kerst.
Het spijt me dat ik al twee weken niet heb geschreven, ik had het echt ontzettend druk. 
Ik hoop dat jullie me vergeven.
Daniëlle en Manou, gaan jullie maandag naar MNMC? Doe maar wel ja.
Dag!