zaterdag 6 augustus 2011

Fiets

Toen ik vanmorgen de deur uitliep, zat de kat van de buren op de stoep. Hij hoorde me de deur dichtdoen en keek me aan. ‘Miauw’, zei hij, waarschijnlijk omdat hij niet veel anders kan. Hoewel ik nooit goed Kats heb gekund, wist ik dat hij ‘volg mij’ bedoelde. Hij liep richting een bos aan het einde van de straat. Het bos was me nog nooit opgevallen en ik vroeg me af of ik wel achter hem aan moest gaan. Toch kon ik mijn nieuwsgierigheid niet onderdrukken toen het beest verdween in de massieve duisternis van het bomenensemble.  
Eenmaal in het bos leek het net nacht, aardedonker was het er. Het enige wat ik nu kon zien was een paar lichtgevende ogen. De kat. ‘Miauw’, zei hij opnieuw, dit keer was het betekenisloos. Ik liep nog een stukje verder in de richting van het beestje, totdat ik ergens over struikelde. Terwijl ik op de grond lag tastte ik naar het voorwerp waar ik zojuist over gevallen was. Ik voelde een roestig stuk staal, een wiel en nog een wiel. Verdomd, m’n fiets! Het was mijn fiets die ik in een dronken bui was kwijtgeraakt. Eigenlijk was ik er helemaal helemaal niet rouwig om dat ik het ding kwijt was, ik was namelijk al lang van plan om hem in te ruilen voor een andere. Elke keer als ik er op fietste werd ik weer banger dat hij uit elkaar zou vallen en ik vantussen de fietsonderdelen geraapt zou moeten worden.
Ik besloot dat nu ik de tweewieler dan toch gevonden had, ik hem ook maar gelijk een waardig afscheid zou geven. Eerst dacht ik er aan om hem te begraven, maar aangezien ik daar te lui voor was en ik bovendien geen schep bij de hand had, ging ik maar voor optie twee: een zeemansgraf. Ik pakte de stalen ros vast bij het stuur en de bagagedrager en gooide hem in de eerste de beste vijver die ik tegenkwam. Zo! Nu kan ik op rijwielgebied weer met een schone lei beginnen. Dankzij de kat.
Maandag ga ik naar de fietsenwinkel voor een mooi tweede, derde of vierdehands exemplaar.

Gesloten deuren


‘s Avonds laat, als ik net met veel moeite mijn hoofd geruimd heb, bonken ineens alle nare gedachten op het deurtje van mijn hoofd. En ik probeer echt met man en macht de deur dicht te houden, te barricaderen zelfs, met kilo’s zandzakken, maar het helpt niet.

Het helpt echt niet, echt niet. Alsof er nog iemand in mijn hoofd is die alle nare gedachten door de achterdeur naar binnen laat en zegt dat ze moeten doen alsof ze thuis zijn. Wie die andere iemand is weet ik niet precies, ook niet hoe hij binnenglipte; nog nooit heb ik iemand binnengelaten in mijn hoofd, er ligt zelfs geen sleutel onder de plantenbak bij de voordeur voor onverhoopte gevallen of voor als ik stiekem iemand nodig heb.

Wie je ook bent ga weg. Ga weg, asjeblieft. En trek de deur achter je dicht.

Ik zal de ramen op een kier laten staan, stiekem ben ik niet zo sterk in mijn eentje en heb ik iemand nodig, al wil ik het niet toegeven. Trek wel je schoenen uit als je binnenkomt, loop op je tenen en houd je adem in; meer kan ik nog niet hebben. Alleen ben ik gewend, het voelt niet eens eenzaam meer. Aan samen moet ik nog wennen.

En laat niemand binnen, vooral niet als het ’s avonds donker is.

vrijdag 5 augustus 2011

Een donderdag

Gisteren om een paar minuten over drie uur kwam vriendin één de stationshal uit gelopen en begroette mij vrolijk.
Vriendin één is negentien jaar, acht maanden en vijf dagen oud, studeert Biomedische wetenschappen in Groningen, heeft de speciale eigenschap één van de drie personen op de wereld te zijn met wie ik het fijn vind om te knuffelen en alle vooroordelen die je kunt verzinnen over vrouwen die op vrouwen vallen zijn op haar van toepassing. Vooroordelen die haar liefdeskeuze goed bevestigen.
Na een paar minuten bijgepraat te hebben, werd ons gezelschap aangevuld door vriendin twee.
Vriendin twee is twintig jaar, acht maanden en twee dagen oud, was in de laatste jaren van de middelbare school mijn beste vriendin, was ooit verliefd op mij en heeft inmiddels bijna een jaar een vriendin die aan de andere kant van Nederland woont.
Onze gepaste, eerste conclusie was  die middag dan ook: “goh Marije, je bent vandaag de enige die op jongens valt”.
Met onder andere vriendin één en twee bracht ik veel lesuren van de middelbare school spijbelend door in parkjes in de stad, proberend om te verdwalen en te ontdekken wat het leven was.
We leven nu door het hele land verspreid. Hebben levens die niet met elkaar te vergelijken zijn en vullen uren met bijpraten over de dingen die in ons hoofd spelen. De simpelheid waarmee we vroeger praatten vervaagt af en toe, maar laat zich op andere momenten weer makkelijk zien.
Terwijl we over de ondergoedafdeling van de hema liepen, wat ook vroeger al één van onze rituelen was, hoorde ik vriendin één achter mij opeens zeggen: “Marije, ik ben verliefd”.
Een wonder was dat. Vriendin één is nooit verliefd. En nu wel. Zo opeens, per ongeluk op vakantie in Zweden ontmoette ze een meisje. Ik leerde veel over liefde gistermiddag, over liefde die ik nooit snapte omdat ik het niet zelf meemaakte.
Gaydars bestaan. Niet altijd. En hoe het werkt blijft onduidelijk. Maar volgens mijn betrouwbare bronnen gaat het vooral om de manier waarop die persoon je aankijkt.
Als vrouwen met vrouwen flirten gaat het subtiel. Ooit was vriendin één met vriend één (22, fysiotherapie student, homo) op Pann, “Ik draaide me even om en jij stond  opeens te zoenen!” was zijn verraste uitspraak, waarop vriendin één lachend verklaarde dat ze al een half uur had staan flirten.
Onder het pannekoeken bakken concludeerde vriendin één dat ik ook maar lesbisch moest worden, volgend haar was dat de oplossing voor alles. Dus, als jullie niet meer weten wat jullie moeten met je leven: dit schijnt dé oplossing te zijn.

donderdag 4 augustus 2011

Klop klop

Mag ik binnenkomen? Ik heb al geklopt, gebeld, even door het raam gekeken of je wel thuis was. Ik heb zelfs alsjeblieft gezegd. Mag ik nu dan? Of gaat dat niet zo gemakkelijk?

Wat ik er wel niet voor zou geven om eens te kunnen zien wat er achter die ogen schuilgaat. Ogen die oceanen van mysterie in zich lijken te hebben. Wat ik er wel niet voor zou geven - best wel veel, denk ik zo - om te mogen weten wat de gedachtegang achter weer zo'n mooie onzekere glimlach is. Maar het is niet aan mij om te bepalen of ik binnen mag komen, hoeveel ik er ook voor over zou hebben.

En wat zou ik daarbinnen dan doen? Uitgebreid mijn ogen, oren, andere zintuigen de kost geven, verbaasd worden door wat ik zie, waarschijnlijk. En dan ga ik invloed hebben, daar ontkom je niet aan. Daar krijg ik dan spijt van, waarschijnlijk. Dan ga ik weer dingen verspesten, vervuilen. Hoe kan onschuld onschuld blijven als ik me ermee bemoei. Want wat is er nou mooier dan onschuld?

Ik hoop dat ik de dingen dan goed doe. Niet goed voor mij, ik negeer mezelf wel, maar hoe weet ik wat goed is. Goed voor jou. Goed voor de wereld? Ik schenken aan de wereld is een mooi iets, kan iemand mij vertellen hoe ik dat doe? Ik stoor me eraan dat ik eigenlijk alleen mezelf heb om op terug te vallen om te bepalen wat goed is, alleen mijn eigen morele kader als sluitspier van mijn acties. (huh, wat?)

Mag ik alsjeblieft binnenkomen? Ik zal echt heel hard mijn best doen niet vervelend te zijn. En je onaangepast, of juist verbeterd achterlaten. Ik weet niet of het me lukt, maar ik zou het graag proberen. En goede intenties zijn ook iets waard, toch?

(stiekem hoop ik echt heel erg van wel)

woensdag 3 augustus 2011

Een bericht uit het verleden

Op het moment dat je dit leest, ben ik 300 kinderen van 12 jaar aan het vermaken op een camping in vierhouten. behalve als je dit niet in de week van 1 augustus tot 6 augustus leest. Maar ik ga er van uit van wel dus dat ben ik nu aan het doen. Maar op het moment dat ik dit typ is het vrijdag, bijna 6 uur. Een bericht uit het verleden dus. ik hoop dat dit tijdcapsule ding werkt. [eigenlijk is het gewoon een soort queue maar tijdcapsule klinkt leuker.]

Daarom ook een bericht over het verleden. vandaag kwam ik er door een recensie achter dat ik naar grote waarschijnlijkheid als 6 jarig meisje in een bootje heb gezeten met mijn favoriete schrijver. Ik weet het niet zeker en ik zal het ook nooit zeker weten maar ik vind het wel een mooi idee. Het verleden en het heden loopt samen.

Ik ben daarnet het bos in gelopen naast mijn huis. Voor zover je het een bos kan noemen, het is een heeel lang bospad met aan twee kanten veel bomen. Naast mijn huis is het dan nog iets groter waardoor het perfect was voor de jongere versie van mezelf om er hutten te bouwen. We hebben ooit geprobeerd een boomhut te maken in mijn favoriete klimboom maar dat lukte niet zo goed. In diezelfde boom heb ik eens een halve dag boos verstopt gezeten. Naast die boom hebben we eens een stuk of drie indianententen gebouwd en er drie weken gespeeld. We vonden eens een oud matras in dat zelfde stukje bos die perfect diende als dak van een hut. En op een gegeven moment vonden we onszelf te oud voor hutten en was het stukje bos niet belangrijk meer. Het is een nostalgische plaats en als ik er loop zie ik ons nog steeds rondhuppelen met poppen en beren die onze kindjes moesten voorstellen. Maar het voelt als een ander leven. Ken je dat? dat het voelt alsof het nooit echt gebeurd is maar dat je het eens in een film hebt gezien, of in een verhaal hebt gelezen.

Nu gaan we hier bijna weg. Ik ga verhuizen, mijn ouders gaan verhuizen en dan is het echt een plek uit het verleden. Ik hoop dat hier een kindje komt wonen die het bos zal zien als woonplaats en er duizend verschillende hutten gaat bouwen met zijn of haar vriendjes.

En meer plaatsen uit het verleden weet ik even niet.
Volgende week ga ik het echt hebben over Rood gras!!! joe

dinsdag 2 augustus 2011

Weetje?

Ik weet niets. 
Ik weet niet veel.
Ik weet dat ik vrijdag op vakantie ga. 
Ik weet dat ik moe ben.
Ik weet dat ik dorst heb. 
Ik weet dat ik ga slapen zo.
Ik weet dat ik Gerard Joling vreselijk vind. 
Ik weet dat deze stomme post de laatste dinsdagpost is voor twee weken. 
Ik weet dat ik een Pottermore account heb. 
Ik weet dat ik stress heb. 
Ik weet dat ik gelukkiger dan ooit ben. 
Ik weet dat ik Daniëlle en Manou zondag in Emmen zag. 
Ik weet dat ik nog steeds piano moet spelen en zingen met Griet.
Ik weet dat ik vreselijk uit mijn ritme ben. 
Ik weet dat ik nog twee dagen moet werken. 
Ik weet dat de zee op mij wacht. 
Ik weet dat die nieuwe mango passievrucht milkshake van de Mac Donalds er heerlijk uit ziet. 
Ik weet dat ik nog vreselijk veel te doen heb voordat ik vertrek.
Ik weet dat de Plus reclames me irriteren. 
Ik weet dat ik niet meer weet wat ik hier neer wilde zetten. 
Ik weet dat ik muggen haat. 
Ik weet dat ik de afgelopen nacht 11 muggenbulten rijker ben geworden. 
Ik weet dat ik daar heel blij mee ben.
Ik weet dat ik een vreselijke post heb gemaakt. 
Ik weet dat ik vergeven word. Hoop ik. 
Ik weet dat ik nu ga stoppen JOE.

maandag 1 augustus 2011

Synthese van een verborgen maand.

Ik schrijf zondag 31 juli 2011, de deprimerende wekker op het zwarte tafeltje naast mijn matras schiet 03u31 de kamer in. Het leven is hard voor iemand die schrijft. Gelukkig ben ik niet al te productief de laatste tijd. “Het is een provocatie tegen het kapitalisme met zijn druk tot productie en consumptie!”, lieg ik gewoonlijk. Schrijven is een berg en aan de voet ervan zinkt de moed me in de schoenen. Meestal keer ik snel op mijn passen terug, het veilige dorp in waar de cabaretier zijn volk vermaakt en de cinema volle toeren draait. “Wat een leven”, denkt het volk; schimmen in Plato’s grot. Niet zelden dans ik met ze mee en vermaak me met verlangen naar de eenvoud van hun diepste zijn; een schaduw kan men immers niet op de voeten trappen.

Ik geef de last van het schrijven en de kunst toe, de tocht die men maken moet door het zelfbewustzijn en het ploeteren in de verradelijke zeeën van het ik. Meer dan eens verdronk ik of ging ten onder aan een zware gedachtenlast. Kon de psyche zelfmoord plegen dan werd de weg naar mijn Rome geflankeerd door zelfgedolven graven. Enkel een dode dichter zou het grafopschrift kunnen bedenken.

De cijfers op mijn horloge verspringen en drie straten verderop schakelt Nadja, een uit Rusland afkomstige prostituee, het licht van haar etalage uit. Hier moet de hoererij nog beginnen, bedenk ik terwijl het plafond me van achter zijn rode waas aanstaart. 

zondag 31 juli 2011

pubercliché.


Toen mama eergisteren belde om te zeggen dat ze eerder naar huis zouden komen, raakte ik maar lichtelijk in paniek. Ik had namelijk niet op het netjes houden van het huis gelet terwijl ik alleen was. Er stond afwas van een paar daagjes en ik had een nederzetting om de bank gebouwd, met de afstandsbediening en kussens en dvd’s en boeken. Er lag nog een pizzadoos van de eerste avond. Er lag een leeg pak ijsthee van de tweede avond. Er lagen enveloppen van alle post die open gemaakt had. Er lag een aquarelblok met gekrabbel erop en er lagen tientallen aquarelblaadjes met gekleurde oppervlaktes.

Mijn moeder heeft constante opruimdrang. Ze ruimt altijd op. Alles. Overal. De woonkamer is altijd piekfijn in orde, en eigenlijk het hele huis wel. Ze ergert zich dood aan mij. Ik ben heus niet zo extreem als ik deze week was, dat was alleen omdat ik er voor één keer niet op hoefde te letten. Op waar ik wat allemaal liet slingeren.

Etensresten ruimde ik op, de rest bleef liggen. En mama belde dus.
‘We komen eerder thuis. Morgen al eigenlijk’.
Ik had die avond een bioscoopavondje gepland dus dat was niet de perfecte tijd. Ik heb die avond eigenlijk ook alles laten liggen. Ik zou het de volgende ochtend wel doen.

Jammer genoeg liep dat plan in de soep toen ik me versliep. Ik moest werken om twaalf uur en ik werd om half elf wakker. Dat lijkt ruim op tijd, maar ik heb een uur nodig voor mijn ochtendritueel omdat ik te lang douche en te uitgebreid ontbijt. En half elf plus een uur wordt half twaalf. En ik fiets een half uur naar mijn werk. Dus dat werd al twaalf uur. In dat tijdschema leek er geen ruimte meer te zijn voor het opruimen van het huis. En het schoonmaken. En het afwassen. Alles wat ik gepland had.

Ik haastte me uit bed, douchte in een recordtempo van minder dan tien minuten, griste een krentenbol uit de kast en terwijl ik at begon ik door de rotzooi in de woonkamer te struinen. Ik ging schematisch aan de slag; eerst alle dvd’s bij elkaar. Op een stapel. Dan al het afval – oud papier, plastic, enveloppen, pakken. Allemaal in de container. Het begon er langzaam maar zeker nog een beetje hoopvol uit te zien. Snel de afwas. Afdrogen.
Afdrogen?
Ja. Een afwasmachine was enorm handig geweest in deze situatie maar helaas is die niet aanwezig.
Tijd om te stofzuigen. Stofzuiger van zolder. Naar beneden. Zorgen dat ik niet over de kabel struikel die niet meer in de stofzuiger wil en dus altijd los hangt.

Ik heb nog nooit zo vaak angstig op de klok gekeken voordat ik naar mijn werk moest. De tijd leek sneller te gaan dan ooit. Zeker speciaal om mij te pesten. Het was alsof ik de wijzers hoorde lachen.
‘Je gaat het nooit redden’.
Stil, wijzers. Ik zal bewijzen dat ik het kan.
Helaas had de stofzuiger geen zin. Ik besloot uiteindelijk na een eindeloze discussie met het ding dat het zo ook wel kon.

Mama was het daar niet mee eens.
Maar ik had mijn best gedaan.

Verder nieuws is nog dat ik eindelijk mijn LP van Iron and Wine heb. En daar geniet ik van.
En nu moet ik mijn slaapkamervloer leegmaken en er een luchtbed neerplanten zodat Toffe Danielle vanavond ook lekker kan slapen.

Vandaag is het namelijk c’est la vie in Emmen en dat is een straattheater en muziek festival. En daar geniet ik ook van. Wens ons plezier. Doe het.

p.s Welkom Ruud! Ruudie, Ruuderd, Roodie, der rudy!
p.p.s ik vond dat ik even moest melden dat ik Ruuderd de beste bijnaam vind.