maandag 1 augustus 2011

Synthese van een verborgen maand.

Ik schrijf zondag 31 juli 2011, de deprimerende wekker op het zwarte tafeltje naast mijn matras schiet 03u31 de kamer in. Het leven is hard voor iemand die schrijft. Gelukkig ben ik niet al te productief de laatste tijd. “Het is een provocatie tegen het kapitalisme met zijn druk tot productie en consumptie!”, lieg ik gewoonlijk. Schrijven is een berg en aan de voet ervan zinkt de moed me in de schoenen. Meestal keer ik snel op mijn passen terug, het veilige dorp in waar de cabaretier zijn volk vermaakt en de cinema volle toeren draait. “Wat een leven”, denkt het volk; schimmen in Plato’s grot. Niet zelden dans ik met ze mee en vermaak me met verlangen naar de eenvoud van hun diepste zijn; een schaduw kan men immers niet op de voeten trappen.

Ik geef de last van het schrijven en de kunst toe, de tocht die men maken moet door het zelfbewustzijn en het ploeteren in de verradelijke zeeën van het ik. Meer dan eens verdronk ik of ging ten onder aan een zware gedachtenlast. Kon de psyche zelfmoord plegen dan werd de weg naar mijn Rome geflankeerd door zelfgedolven graven. Enkel een dode dichter zou het grafopschrift kunnen bedenken.

De cijfers op mijn horloge verspringen en drie straten verderop schakelt Nadja, een uit Rusland afkomstige prostituee, het licht van haar etalage uit. Hier moet de hoererij nog beginnen, bedenk ik terwijl het plafond me van achter zijn rode waas aanstaart. 

2 opmerkingen:

Danielle zei

Wat een ontzettend mooi stuk.

margriet zei

jaaaa Mathijs :) eindelijkk