zaterdag 17 december 2011

The road not taken

Een gedicht van robert frost. omdat ik zelf geen tijd en zin heb. joe
  Two roads diverged in a yellow wood, 
And sorry I could not travel both 
And be one traveler, long I stood 
And looked down one as far as I could 
To where it bent in the undergrowth;        
  
Then took the other, as just as fair, 
And having perhaps the better claim 
Because it was grassy and wanted wear; 
Though as for that, the passing there 
Had worn them really about the same, 
  
And both that morning equally lay 
In leaves no step had trodden black. 
Oh, I marked the first for another day! 
Yet knowing how way leads on to way 
I doubted if I should ever come back. 
  
I shall be telling this with a sigh 
Somewhere ages and ages hence: 
Two roads diverged in a wood, and I, 
I took the one less traveled by, 
And that has made all the difference.        

donderdag 15 december 2011

Dillema

Zouden schapen een iglo kunnen bouwen?

Ik loop op de zaken vooruit, het sneeuwt nog helemaal niet. Excuses.

maandag 12 december 2011

Terug van weggeweest

Mijn leven is een grote chaos. Ik loop achter met school, mijn sociale leven valt uiteen en mijn relatie vertoont scheuren.
Eten en concentreren lijkt vrijwel onmogelijk.

Dat komt door mijn hoofd en mijn hart.

Ze zijn verward en weten niet wat ze doen moeten.
Ze zijn bang wanneer de telefoon gaat of een geluidje van msn.
Ze zijn bang voor keuzes die ze moeten maken, want geen enkele lijkt de juiste.

Ik wil slapen, maar het lukt me niet.


Ik wil slapen.

-

 Dit schreef ik een tijdje terug. Ik heb door de toetsweek helaas geen tijd om iets nieuws te schrijven.

Anna. Dat is mijn naam. Drieëntwintig jaar alweer. Ik heb duizend en één hobby’s, van filmen tot schrijven, van zwemmen tot schilderen, van naaien tot koken. Ik werk niet, ik studeer niet, maar ik geniet. Want ja, dat is toch wel het beste dat je kunt doen in je leven Ik ga niet die paar jaar die ik heb in dit stukje universum verspillen aan werken of studeren. Sommigen zeggen dat je na werken kunt genieten. Maar wat nou als je dan niet meer kan genieten? Dan heb je jouw kostbare leven verspild aan alleen maar werken. Daarom geniet ik van elk moment. Of het nou het bestrooien van mijn geroosterde boterham met pure hagelslag is of de geur van pas gewassen beddengoed, ik vind het allemaal heerlijk. Ik plan ook niet. Met plannen verspil je jouw kostbare leventje net zoveel als met werken. Waarom zou ik vandaag al willen weten of ik over drie weken op een dinsdag om 5 over half 1 met de buurvrouw ga lunchen? Wat heeft dat nou voor een zin? Ik laat het gewoon allemaal op me afkomen. Als ik ’s ochtends wakker word en geen zin heb om op te staan, blijf ik de hele dag in mijn bed liggen. Geen afspraak, geen lunch, geen filmavondje waarvoor ik op tijd moet zijn. Op andere dagen kook ik een heel diner, niet alleen voor mezelf, maar voor iedereen die zin heeft om te komen eten. Soms, maar ook alleen wanneer ik daar zin in heb, loop ik naar het station en pak de eerste beste trein, niet wetend waar ik naartoe ga. Heerlijk vind ik dat, uitstappen in een dorpje waar ik in al die drieëntwintig levensjaren nog nooit van heb gehoord. Nieuwe dingen ontdekken, nieuwe mensen leren kennen en dan vooral genieten. Genieten van mijn broodje tonijnsalade, terwijl ik op een bankje kijk naar mensen, pratende mensen, lachende mensen, haastende mensen. Dit is leven.
Misschien krijg ik over een jaar wel een auto-ongeluk of sterf ik op mijn 35e aan een hartstilstand. Dan zullen mensen zeggen dat ik niks aan mijn leven heb gehad, dat ik niks geleerd heb, dat ik geen carrière heb gemaakt, dat ik mijn leven heb verspild aan niksdoen. Integendeel, ik heb iets met mijn leven gedaan, ik heb genoten, ik heb mijn leven niet verspild aan een glansrijke carrière, die tonnen geld opbrengt maar geen geluk of aan een jarenlange studie, waar je niks aan hebt, omdat het toch niet helemaal je ding is. Ik kan zeggen dat ik alles heb gedaan wat ik wilde doen, dat ik gelukkig ben geweest. Want daar draait het uiteindelijk allemaal om. Gelukkig zijn.

zondag 11 december 2011

Cerastoderma edule


Vroeger was je eens in een spiegelpaleis op een treurige kermis in Oostende geweest, vertelde je me. Je had  je van je moeders zachte hand losgeweekt en rende vluchtig door de gangen, die behangen waren met wel honderden spiegels. Uren had je er rond gerend, of misschien minuten, je wist het niet, en je had je verbaasd over het jongetje dat je achtervolgde. Zijn bruine haren hingen voor zijn ogen en hij lachte als jij lachte. En vond je grappen net zo grappig als dat je ze zelf vond. Je was troosteloos geweest toen hij, je enige vriendje, zomaar was verdwenen toen je uit het paleis stapte. Jaren later besefte je pas dat je het zelf was, het was toen je zijn blik herkende in de jouwe. Zonder na te denken had je je hoofd tegen de spiegel aan gegooid om te kijken of je vriendje ook pijn had, het bloed liep van jullie hoofd. Dit was de eerste keer dat je met jezelf botste.

Je wist niet waarom je me dit vertelde, mijn vingers slingerde over het litteken op je gezicht. Mijn lichaam rolde ik vanuit je armen op het jouwe. Nog nooit had ik iemand zo dichtbij gelaten zonder bang te zijn alles kwijt te raken. Bij iedere ademtocht vloog ik een klein stukje de lucht in, het leek alsof ik heel even zweefde en na iedere vogelvlucht landde ik in je dekens. We trokken de dekens over onze hoofden en zochten elkaars ogen in het donker. Ik telde de keren dat je knipperde, de keren dat je mijn haar uit mijn gezicht streek omdat ze mijn mond verstopte, de keren dat ik geloofde dat ik mooi was.

Met mijn lippen op de jouwe gedrukt vertelde ik je over de schelp op de zolder van mijn tante. De schelp, een cerastoderma edule, of gewoon een roestbruine kokkel, hield ik tegen mijn rechteroor aan. En dan hoorde ik mijn opa tegen me praten, ik had zijn stem nooit gehoord, maar wist zeker dat hij klonk als het geruis van het strand. Met golven aan woorden vertelde hij me verhalen die ik al eerder van mijn vader hoorde, over foto’s van koeien en vlekken die overliepen in wolken. Op een woensdagmiddag was ik naar de zolder van mijn tante toegerend, holde alle zevenendertig traptreden op en zocht naar de schelp tussen de knopen in het laatje van de naaimachine. Weg. In paniek rende ik naar beneden en vroeg waar ze de schelp gelaten had. Ze keek me niet-begrijpend aan en zei dat ze hem had weggegooid toen ze haar zolder opruimde, het was maar een gewone kokkel. Ik had gehuild tot mijn tranen op waren, ze smaakte naar de zee. 

Dit is een klein stukje van het langste wat ik ooit schreef, de rest hou ik fijn voor mezelf. En ik weet dat ik te laat was maar gister was ik te druk met hele fijne dingen, dus dan mag het. Doeeei doei.