dinsdag 12 juni 2012

morgen

morgen.
eindelijk, morgen.
morgen lig jij in mijn bed en sla je de deken voor me open, wanneer ik in bed wil.
ik ga in bed en kruip dicht tegen je aan.
mijn hoofd op je schouder en mijn arm om je heen.
jouw hand op mijn zij.
ik sluit mijn ogen.
je kust mijn voorhoofd en drukt me stevig tegen je aan.
we zuchten allebei en ik laat mijn vingers over je borst glijden.
'Ik hou van je' zeg je.
'Ik ook van jou'

woensdag 30 mei 2012

muziek


Ik sloot mijn ogen
De muziek danste mijn gehoorgang binnen en er ontstond een glimlach op mijn gezicht
Ik werd overspoeld door een rilling als een golf over mijn rug en kippenvel verspreidde zich over mijn lichaam.
De glimlach bleef en ik haalde diep adem
Ik liet me achterover vallen in het gras, opende mijn ogen en keek het duister in.
Een brok vormde zich in mijn keel
Dit moest het zijn, waar mensen naar zoeken
Dit moest het zijn, waar mensen veelvuldig over spreken
Dit moest het zijn
Het leven.

maandag 7 mei 2012

de crisis

Later, als ik groot ben.
Vul ik mijn huis met boeken en bloemen.
Met dieren en thee.
Met spelletjes en een moestuin
Er zijn heel veel dieren en er is heel veel rust.

Nu zijn de dingen anders.
Ik zit opgesloten in een huis met mijn ouders.
Een studie waarvan ik begin te denken dat het een grote leugen is.
Wat bén ik eigenlijk aan het doen?

Wachten tot ik groot ben.

maandag 23 april 2012

alleen op vakantie

Misschien ga ik dit jaar wel alleen op vakantie.
Ik zou niet weten waarom niet.
Gewoon met een rugzakje en mijn fototoestel.
Dat lijkt me heel fijn om te doen.
Dat ga ik maar doen.
Alleen heb ik geen idee waar ik naartoe moet, maar misschien moet ik dat nu nog niet besluiten.
Misschien is het leuk dat dat later pas komt.
Wie weet.

dinsdag 3 april 2012

De Disko

Dankje Vic, bijna inderdaad! [maarnogniethelemaal]


De discotheek.
 Ondanks dat ik er soms aan mee doe heb ik wat moeite te begrijpen waarom.
Waarom? En wát doen die mensen daar toch elk weekend?
Ze staan in de rij voor een gebouw met flitsende uithangborden. Velen zijn reeds in de beschonken toestand belandt, aangezien het feest pas echt begint, wanneer je ouders bijna klaar zijn om fris en fruitig hun bed uit te hopsen.
Ze betalen vervolgens geld om naar binnen te mogen. Een bedrag zo rond de vijf euro, als het niet meer is.  Je begeeft je in een hok.
Dat hok, daar wordt muziek gedraaid, meestal niet al te beste muziek.
Dat doe je met grote getale, om vervolgens versiert te worden of te versieren.
Of gewoon, om simpelweg te drinken.
Vervolgens sta je met je goeie gedrag alweer geld te spenderen aan muntjes van twee vijftig per stuk.
Het feest kan beginnen.
Eerst nog even de rokersruimte trotseren, wat meer lijkt op een levensgrote asbak inclusief een dichte mist. ‘Zo, nu stinken we lekker.’

Nu zo’n kwartier wachten in de rij voor je drankje ter waarde van twee muntjes. ‘Twee? Dat is ook niet veel!’ denken de dronken mensen die niet beseffen dat dit dus toch echt wel een hele vijf euro is.
Met je drankje in de hand worstel je je een weg naar de dansvloer, wanneer je een meisje bent. Wanneer je een jongen bent, probeer je het beste plekje met uitzicht op de dansvloer  te bemachtiging en hangt vervolgens quasinonchalant tegen de muur. De meisjes durven na voldoende alcoholische versnaperingen de billen wat rond te draaien, de jongens durven na voldoende alcoholische versnaperingen te knijpen in die bewuste billen. Of soms zelfs even met het kruis tegen mijn ‘derrière’ te schuren.
Sommige meisjes giechelen wat, maar hier. Dat. Dat moment, dat gaat me vaak toch net wat te ver.
Dat ik gedronken heb en er seksueel getinte muziek uit de speakers pompt is nog niet een vrijkaartje om je zaakje tegen me aan te laten bungelen.

Ik snap het ook wel, hoor. Van verlegen jongens die zich in een toestand bevinden dat ze eindelijk hun moves durven te maken, maar het gros van die jongens is helemaal niet verlegen, maar gewoon behoorlijk asociaal en viezig.
Ik zou je vragen:’Is dit dan de basis om een relatie te beginnen? Heuse ‘Wiggle’moves maken?’ maar de jongens zullen me waarschijnlijk uitlachen, ze zijn helemaal niet uit op een relatie ‘HA-HA, alsjeblieft niet zeg!’

Kortom:
Je betaald vijf euro om een hok binnen te gaan waar muziek gedraaid wordt en veel te dure drankjes verkocht worden om bovendien een bungelend zaakje tegen je kont aangedrukt te krijgen. Elk weekend. Am I missing the point here?

donderdag 29 maart 2012

Voor het eerst in lange tijd is het weer echt donderdag, wat een feest.
Allereerst even schaamteloos reclame maken voor de beste, meest creatieve, wereldschokkende blog ooit: Wij Eten. Is het een real life serie? Is het schaamteloos voyeurisme? Ik weet het niet. Zijn het filmpjes van mensen die iets eten? Zeker weten.
Ten tweede: Gefeliciteerd Annet, je hebt ons bijnaaaaaaaa ingehaald. Maar nog niet helemaal :)

maandag 26 maart 2012

De zon mag dan wel schijnen, maar ik zie niet haar kleur.
De zon mag dan wel schijnen, maar ik ben in mineur.
De zon mag dan wel schijnen, zo stralend en zo zacht.
Ik zie enkel wolken.
Nee, ik ben het niet die lacht.

dinsdag 20 maart 2012

alles is/in 1

Zoals de knoppen in de bomen en struiken zich ontpoppen, zo ontpoppen er talloze ideeën, problemen en waanbeelden in mijn hoofd.
Zo rijst er ineens een gevoel van een bol deeg geactiveerd door gist in mijn maag.
Zo wordt de zon niets meer dan een hete bol, die voor niks opkomt.
Zo verandert het gezang van de vogels in irritant geknetter wat tegen mijn zin in de gehoorgang binnen wandelt.
Zo wordt een mooie herinnering plots een vol twijfels.
Zo rijst er een gevoel van paniek.


Een mooi lied wordt droevig
De beekjes blijken, ondanks zonneschijn, ijzig koud
Het is alweer een uur later

Ik wil je volgen door de oevers van jouw ziel.
Ik wil jouw diepste kloven doorgronden.
Ik wil zwemmen in jouw wateren
en me waden onder de zon in jouw lach

dinsdag 6 maart 2012

Hoe? waarom?

Ja, maar hoe kán dat dan?
Hoe kan het dan dat papier ander papier beschermt?
Waarom geef je je knuffels namen?
Waarom spreken mensen?
Waarom bedenk ik mij dinsdags dat ik de dag ervoor een post had moeten plaatsen?
Waarom niet op tijd?
Waarom?
Hoe kán dat?

zondag 4 maart 2012

Weet je wat zo fijn is?
Elke keer, als
het eindelijk goed lijkt
te gaan,
moet het verpest
worden.

dinsdag 28 februari 2012

Hoe gaat dat?

Het gaat zo.
huizen, wolken, wij.
Boeken, dat ben ik.
Jeetje, dat ben jij.
Weg gaan wij,
samen dat zijn wij.

donderdag 16 februari 2012

Ik heb besloten om te stoppen.
Echt.
Want ik heb geen motivatie meer om dingen te schrijven waarop nooit gereageerd wordt voor een blog die niemand leest.

the
end

woensdag 15 februari 2012

De laatste tijd houd ik wel van dromen. Dan zit ik in de trein, drink ik rooiboshoningthee en staar ik uit het raam naar de zwermen ganzen die over de weilanden dwarrelen. Dan kruip ik op de bank in mijn kamer, drink ik kaneelthee en lees ik een stuk uit een boek. Dan zit ik voor de houtkachel, drink ik rozenthee en luister ik naar de stilte.

Soms kan ik wel niks zeggen en kan ik wel stil zijn. Soms wil ik geen mening hebben en gesprekken aan me voorbij laten gaan. Soms ben ik wel rustig en het liefst onzichtbaar, ook al denk je soms van niet.
Ik wou dat ik altijd mijn mond kon houden. Ik wou dat ik zwijgend mijn muntthee kon drinken en voor altijd alleen maar boeken las. Ik wou dat ik voor altijd in de trein zat en over de voorbijvliegende landschappen kon staren. 

zaterdag 11 februari 2012

'OP RUSLAND! OP DE AVONDUREN!'


De keren dat hij zijn vroeg sloeg had hij nooit onthouden, onze Chris. Ik voelde me als een indiaan verpakt in mijn gevederde vogeldeken. Zwart haar met rode strepen. Om me heen in het doorzichtig en er groeit een regenboog uit mijn hoofd. Daarbuiten groeit een groene wilg die zich vervlecht met mijn haren, neus verstopt in de krullen van de nacht. Duik in een ander alsof je nooit het water brak toen het zweet in je knieën school. Een wereldreis op je lichaam, weet je nog die expeditie rond je navel? Toen die keer dat ik mijn vlekken telden en al de scheuren die ik voelde onder mijn kleren? Weet je nog dat je rood droeg? Dat je spieren verslapten toen ik stopte met kietelen? Ik weet het niet meer, kwijt in de grijze massa die we ooit opgroeven. Druiven at je die dag, op zijn romeins, met een harnas rond je borst. Aten we toen niet taart, die van de vader van het zoontje van je oom. Knaagde je niet je kiezen kaal?
Ik dimde de lamp toen je je hoofd bedekte, zocht naar de sterren op je plafond van toen je nog geen haartjes op je borst had. Huil maar niet om mij, huil om je dromen. Als ik niet waanzinnig ben droom ik. Droom over huizen van wierook, van daken van kaneel, zilte zee als café. Het glas is leeg, ik drink je tranen op je lippen. We kussen en proosten, ‘OP RUSLAND! OP DE AVONDUREN!’. En met eindes zocht je de knoop in mijn haar. Met verf schreef je mijn naam op mijn verbrande vlees, schandvlek van de wereld, met een pook in je hand. Was er niet ooit een verlaten eiland waar je leerde hoe je koeien melkt? En hoe hagedissen paren in het zand?
Links is zo warm, rechts zo koud als ik mijn hoofd langs de grond schuur. Mag ik leven als ik niet durf? Of krijg ik dan straf, straf om te leven? Was ik niet liever in mama’s buik gebleven, toen de kangoeroe met mijn naam nog niet in de voortuin stond. Terug in papa, in zee van universum. Is de melk op, of de Melkweg? Zijn je oren verstopt of ben je ze kwijt? Krijs je me grijs als ik pastelverf op je mors? Met vlagen denk ik aan vla, dubbel, hangop, klimop bij mijn oma. Ik weet al hoe ik eindigen wou toen ik nog niet begon met bier en cake en de normen en waarden van de diepvriescultuur.
Je woont in mijn oren, luistert me af als ik liefs naar anderen strooi. Alsof ik ooit zou hijgen in een vreemde navel. Is de melk weg, is de koffie op of heb je slechts een muisarm? Droog me af op de marmeren tafels, die duizenden woorden van hij die niet meer is. Er was gras, er was wier, er was een wereld zonder mensen zelfs. Zelfs jij niet, zelfs ik niet. Voel dan hoe ik adem als ik droom. Hoe ik kijk als ik gedronken heb. Over blauwe tanden, blauwe borsten, blauwe handen.
Slaap lekker lieve wereld, mis me niet als het licht uit is. Ik ben je niet vergeten. Als ik niet droom ben ik krankzinnig en oh zo vrij. Alsof Brecht me schreef als zo’n meisje van Jan Wolkers, met brute woorden in het diepe gedoken. Daarom zal ik zingen, drinken van de maan als de zon hem smelt als kaas. De loep van mijn opa tussen de kikkers. De kousen van mijn oma, vlees zonder naad. En mijn laatste woorden zullen zijn: altijd blijven, altijd blijven drijven.

vrijdag 10 februari 2012

De woorden van anderen zitten me in de weg. Ik las in de afgelopen twee weken drie boeken. Geweldige boeken. Maar de woorden zitten me in de weg.
Dus daarom weer niks.
Hoe je de koe melkt
Heb ik nooit begrepen
Maar hoe je de weg weet
Hoe je de tram neemt
Hoe je de vreemde
Voor vijand verstaat
Hoe je een vriendelijk
Voorstel verwart
Voor een vlak gelaat

Hoe je het kalf helpt
Heb ik nooit geweten
Zo met zo'n handschoen
Maar hoe je het bed vindt
Vrolijk vocht verwarrend
Voor voedsel want dat
Ging nog in die tijd
Vroeger, toen

Hoe men de kip vangt
Ben ik nooit verrgeten
Haar van kroost verlossend
Nee dan de liefde
Genoeg om te zien
dat genoeg er eigenlijk
Misschien gewoon niet is

Maar hoe men eerst angstig
Dan kalm het verleden
Maar links liggen laat
Maakt niet uit, doe maar
Weg, dat was ik stiekem
Toch niet echt zelf
Ik had genoeg
Aan donker en zwart
En hoe je de koe melkt
Heb ik toch nooit begrepen

woensdag 8 februari 2012

De wereld leek een beetje kleiner,
iedereen sprak elkaar en groette iedereen.
Er werden vragen gesteld uit oprechte interesse, niet uit nieuwsgierigheid.
Wanneer de een honger had, gaf de ander hem te eten.
Onbewust zou dat de volgende keer andersom gaan.
Of niet andersom, maar daar waren ze zich niet van bewust.
Niemand vergat iets en deed altijd alles op tijd.

zaterdag 4 februari 2012

Sneeuw


De vissen in de vijver zijn bevroren en je woorden bevriezen tot kleine kristalletjes in de lucht. Ik vroeg me af hoe we eruit zouden zien als we nu bevroren als vissen. Dan zouden mijn vingers in de jouwe versmelten tot ijs en dan zouden mijn ogen voor altijd gelukkig zijn. En zou jij verstillen met lieve woorden op je lippen, gevangen in mijn sjaal.  
Ik ving sneeuwvlokjes met mijn tong, ze smaakten naar de groentesoep die mijn oma vroeger voor me maakte als ik bij haar kwam logeren. Toen ik je dat vertelde krulden je mondhoeken zachtjes naar boven en stak je je tong naar buiten om te proeven. Je zei dat mijn oma vast geen pittige dame was. Ik gooide een sneeuwbal in je nek.
Soms ben ik bang dat ik van je hou, zelfs hier zo in de kou. 

donderdag 2 februari 2012


Zondagnacht. Ze wilde de zonsopkomst zien. Niet dat ze die nog nooit gezien had, meerdere malen zelfs, alleen nog nooit met hem. Nog nooit met iemand samen eigenlijk. Soms kwam ze hier om de zon te zien opkomen. Op een van de nachten dat ze weer eens niet in slaap kon komen. Op sommige dagen was ze simpelweg niet moe. Vaak besloot ze dan maar iets nuttigs te doen, haar kamer opruimen bijvoorbeeld. Of de was opvouwen. Dan hoefde ze dat over dag niet meer. Had ze lekker veel tijd over. Dat was één van de dingen die hij in de loop van de avond geleerd had. Hij bewonderde dit in haar, hoe ze iets naars als slapeloosheid bijna als een zegen kon laten lijken.

In andere nachten besloot ze rond te dwalen. Zo zacht als het ging sloop ze haar huis uit en liep ze een willekeurige kant op, net zo lang tot ze geen zin meer had. Of tot ze eindelijk slaperig begon te worden. Vaak kwam dat moment niet. Dus dan keek ze de zonsopkomst.
Vandaag was zo’n dag. Ze had niet eens te moeite genomen om in bed te gaan liggen, ze had toch al door dat het niks ging worden. Maar vandaag was anders. In plaats van op de gok een richting te kiezen besloot ze hem te bellen. Hij nam op, natuurlijk nam hij op. Hij sliep nog niet, te veel gedachten probeerden nog zijn aandacht op te eisen. Ze vroeg hem een plek uit te kiezen en haar daar te ontmoeten. Hij ging akkoord, waarom ook niet? Wat had hij te verliezen?

Ze groetten elkaar en begonnen te lopen. Waarheen wisten ze geen van beiden. Ze vroeg wat er in zijn rugzak zak. ‘Niks bijzonders’ was zijn antwoord. Daar nam ze maar genoegen mee. Langzaam begon ze te vertellen. Over haar kat, haar baantje, haar kamer. De boeken die ze las, liedjes die ze luisterde, series die ze keek. Bij bijna alles wat ze zei moest hij glimlachen, een wereld ging voor hem open. Hij had behoefte aan een andere wereld dan de zijn. De hare voldeed. Hij zei niet veel, het luisteren beviel hem.
Naarmate zowel de wandeling als de nacht vorderde werd ze persoonlijker. Haar slapeloosheid kwam ter sprake, haar twijfels, ergernissen, onzekerheden. Dingen waar ze vrijwel nooit met iemand over sprak. Sterker nog, die ze nog nooit zo inhoudelijk aan iemand had verteld. Maar nu kwam het eruit. Ze bleef er kalm onder, maar het kwam met bakken tegelijk.

Ze vroeg of hij de zonsopkomst met haar wilde delen. Hij accepteerde, op voorwaarde dat het op een grasveld zou zijn. Hij hield van gras, de geur, de kleur, het gevoel. Ze wist nog wel een plekje, dus dat was geregeld. Terwijl ze verder praatten liepen ze erheen. Het was een grasveld zoals er vele zijn geweest en er nog vele zullen zijn, maar het was geschikt.

De rugzak ging open. Tevoorschijn kwamen een kleed, een fles water en een pak roze koeken. Ze moest lachen, ze had niet verwacht dat hij zo goed voorbereid zou zijn. Ze gingen zitten, het begon te regenen.  Regen met druppels waar je niet echt nat van wordt. Tegen de tijd dat ze beide twee roze koeken op hadden en de fles water half leeg was had hij het gevoel dat hij haar door en door kende. Alsof hun gesprekken al jaren gaande waren.

De zon begon eindelijk op te komen en het meisje wat zo graag met hem de zonsopkomst wilde bewonderen lag slapend op zijn buik. Het deed hem goed. Voor het eerst in tijden was het vredig in zijn hoofd. Rustig was het niet, vele gedachten vlogen nog door zijn hoofd. Maar ze waren niet belangrijk. Hij dacht niet aan de toekomst, aan wat er van zijn leven moest komen, wat voor werk hij zou gaan doen, met wie hij zijn leven zou willen doorbrengen. Aan wat er van hem verwacht werd en wat er zou gebeuren als dat hem niet lukte. Niet eens aan welke boodschappen hij morgen nog moest kopen.
Hij dacht ook niet aan het verleden. Aan wat hij eigenlijk had moeten zeggen in zijn laatste gesprek, aan dat hij niet overal  te laat had moeten komen. Niet aan spijt, schaamde, gemis. De jeugd en onschuld die hij verloren had.

In plaats daarvan dacht hij aan zijn navel en dat het zonde was dat die niet kon praten. Dan had hij nu fijne woorden in haar oor kunnen fluisteren. Hij dacht aan de opkomende zon en de motregen, het gras wat in zijn nek kriebelde en de bomen verderop. Hij dacht aan de wankele muur die hij verderop zag staan en vroeg zich af hoe die daar gekomen zijn. Hij wist het niet. Hij wist ook niet of hij er nog ooit achter zou komen. En dat beviel hem wel.

maandag 30 januari 2012

Ik

Ik ga slapen wanneer ik dat wil
en heb feestjes op een doordeweekse dag.
Ik rook wiet
en slaap met jongens waar jij de naam niet van weet.
Ik verknip mijn t-shirts
en scheur mijn panty´s.
Ik loop op hoge hakken
en draag mijn jas open in de winter.
Ik heb tatoeages
en piercings over mijn hele lichaam.
Ik eet heel ongezond
en boer luid.

Ja, mamma, als ik zou doen wat ik wou, dan zou het niet komen met me.
Haar haren deinden zachtjes op en neer, net als de golven van de immens grote oceaan.


Vijfhonderd maal sorry, maar dit is alles voor vandaag.


zaterdag 28 januari 2012

Kleine woorden


Vliegensvlug vloog ik naar je toe, je stond op het midden van de straat en was omringd door vrouwen met buggy’s en brullende kinderen. Je was veranderd in de paar dagen dat ik je niet had gezien, je levendige blik had plaats gemaakt voor grauwe ogen. De wereld gleed heel langzaam van me af toen je een vluchtige begroeting in mijn oren slingerde, zachte woorden met een beverige stem. Ik droeg de rode jas die je altijd zo mooi vond, je zei niks. Ik zocht naar de handen die je snel in je zakken begroef toen ze de mijne raakte, ik zocht naar je lippen die je snel achter je wangen verstopte toen ik ze vond. We krioelden door de straatjes die ineens zo onbekend leken opzoek naar warme koffie en mooie woorden die niet zo leeg leken. Kwijt.

Ik weet het, lief. Ik weet waarom jij nooit met iemand gelukkig zal zijn. Het spijt me-


woensdag 25 januari 2012

Een verhaal over lepels

Veertig jaar geleden was zijn verzameling begonnen met de eerste lepel. Het was de lepel die hij het liefst poetste. Hij was klein, maar lang. Simpel zilver. De verzameling besloeg zevenendertig verschillende lepels. Allemaal uniek. Acht jaar geleden was hij gestopt met verzamelen. Niet omdat hij wilde, maar omdat hij gedwongen werd. Ze waren allemaal bijzonder, ze hadden allemaal hun eigen verhaal. Hij wist alles nog, tot op het kleinste detail. Iedereen die hij kende uit de tijd toen zijn lepelverzameling nog groeide, was uit zijn leven verdwenen. Niemand kon zijn leven meer nieuw binnenstappen, omdat niemand de verzameling snapte. De enkeling die bij hem over de vloer kwam vond de man maar raar. Al die lepels aan de muur, de lepels die hij koesterde alsof het zijn kinderen waren. Niemand durfde er naar te vragen, al zou de man zijn verhalen maar wat graag vertellen. Er gingen verhalen over hem rond, stuk voor stuk gelogen, in het dorp waar hij acht jaar geleden was gaan wonen. Verspreid door de huishoudster, een jong meisje genaamd Hilda, die hij nodig had omdat zijn benen hem nauwelijks nog konden dragen. Zijn bijnaam was de lepelman en iedereen was bang voor hem.
Op de dag dat de man het leven verlaten zou, had hij het kleine boekje afgeschreven. Hij zat in zijn huiskamer in de grote zachte stoel te kijken naar zijn verzameling en te wachten op de dood. Hij wist dat die er aan kwam, hij was er klaar voor. Je zou zelfs kunnen zeggen dat hij graag wilde. Hilda was aan het werk in de keuken en was zich van geen kwaad bewust. "Hilda." De man riep het meisje met zijn krakerige stem. Het meisje kwam uit de keuken en ging tegenover hem staan. Bang voor wat komen ging, hij praatte bijna nooit tegen haar. Haar eigen verhalen hadden haar bang gemaakt. De man wees op het krukje wat naast zijn stoel stond. Hilda ging zitten. "Hilda, ik weet dat je graag verhalen vertelt. Ik mag dan oud zijn, ik heb nog goede oren." Het meisje schrok, ze had niet geweten dat de man wist dat ze verhalen had rondverteld. Hij glimlachte naar haar. "Ik verwijt je niks, meisje. Ik snap het best. Ik zou alleen willen dat je voortaan de juiste verhalen vertelt." Hij sloot even zijn ogen. "Zie je dat boekje op tafel?" Hilda knikte, al had de man zijn ogen nog dicht en kon hij dat niet zien. "Ik wil graag dat je me de eerste bladzijden voorleest." De man hield zijn ogen nog steeds gesloten toen Hilda opstond en het kleine blauwe boekje van tafel pakte. Ze ging weer zitten en sloeg het open. Een geur die alleen oude boeken kunnen hebben kwam haar tegemoet vanaf de vergeelde pagina's.
Ze begon te lezen.
"Het was een maandagochtend." Haar stem bibberde. "Nee." Zei de man. "Je moet alles lezen." Hilda slikte en begon opnieuw. "Voor Willem, voor al je dromen. Liefs Johanna." De man glimlachte bij het horen van haar naam. "Het was een maandagochtend. We lagen in bed, Johanna en ik. Ze sliep nog toen ik de gordijnen opende en het zonlicht de hotelkamer binnenliet. We ontmoetten elkaar de avond er voor, in een klein pianocafeetje in de voor mij onbekende stad. Ook voor Johanna was de stad onbekend en dat gegeven bracht ons samen. Het meisje was me meteen opgevallen met haar blonde lange haren. Ze was iets jonger dan ik, misschien pas net dertig. Ze voelde zich al oud maar ze droeg de jaren prachtig. Na een dronken avond in het cafeetje eindigden we in mijn bed, in het goedkope hotel. Ik klom terug in bed en keek hoe de zonnestralen op haar naakte huid schenen en haar blonde haren in goud veranderden." Het meisje stopte even met lezen om haar keel te schrapen. De man had nog steeds zijn ogen gesloten. "Ik weet niet hoe lang het duurde voor ze wakker werd, maar toen ze wakker werd zag ik weer hoe haar wangen kuiltjes maakten als ze glimlachte. 'Goedemorgen.' Haar eerste woorden van de dag. Ik kon niks zeggen, verblind door liefde. Pas na een tijdje staren kon ik woorden vormen. We praatten over de avond er voor en hoe alles een droom had geleken. Ik was blij dat ze hetzelfde voelde.
Ik bestelde pannenkoeken als ontbijt. We zaten nog in bed met het bord tussen ons in. 'Dit kan ik zo niet eten.' Zei Johanna. 'We hebben geen bestek.' 'Johanna, we hebben messen en vorken.' Zei ik. Ik keek naar die kuiltjes in haar wangen toen ze zei dat ze messen en vorken niet mee vond tellen. 'Ik heb een lepel nodig.' Ik verklaarde haar voor gek. 'Wie eet er nou pannenkoeken met een lepel.' Zei ik. Ze lachte me weer toe. 'Lepels zijn zo veel leuker, rond en mooi en doen nooit iemand pijn. Behalve als je heel hard slaat.' Ik denk dat ik gekeken moet hebben alsof ze was veranderd in iets raars, omdat ze me uitlachte. 'Ik meen het Willem, ik wil een lepel.' 'Goed, ik ga er een halen bij de receptie.' Ik wilde al opstaan toen ze zei dat ze dat te gênant vond. 'Zoals je zei Willem, wie eet er nou pannenkoeken met een lepel.' 'Dan moeten we maar een gaan kopen.' Ik zag in dat ze niet anders wilde dan pannenkoeken eten met een lepel. Dat rare kleine feitje zorgde er voor dat ik nog verliefder werd. In een klein winkeltje op de hoek kochten we een lepel. Niet groot, maar lang. Simpel zilver. Terug in het kleine kamertje aten we om de beurt van de inmiddels koude pannenkoeken met de lepel. Haar lange blonde haren vielen op het bed als ze voorover boog om een hap te nemen met de lepel en nog nooit had ik zo veel liefde gevoeld voor een vrouw."
Hilda stopte met lezen. "In dat boekje staan nog zesendertig verhalen van hetzelfde soort, Hilda. Ik wil dat je die verhalen voortaan vertelt." Hilda keek naar de man die nu zijn ogen weer geopend had en naar haar keek. Ze durfde niks te zeggen. "Ik wil niet dat Johanna ooit vergeten word. Johanna en haar rare liefde voor lepels. We hebben niet vaak iets gegeten met iets anders dan een lepel." Hij glimlachte bij de herinnering. "Maar ik hoop dat je dat nog wel zult lezen." Daarmee was voor de man het gesprek voorbij. Hij had zijn verhalen overgedragen en kon nu zelf verdergaan. Hij hoopte dat Johanna zou zijn waar hij heen ging.
Toen de man die avond stierf las Hilda in het boek met de zevenendertig verhalen over lepels. Ze las hoe Willem en Johanna in elke stad waar ze kwamen een lepel kochten. Ze las ook over de dood van Johanna. Ze huilde de nacht voorbij en toen ze die ochtend Willem dood vond in zijn stoel huilde ze nog een beetje meer. Ze huilde omdat ze hem nu nooit meer kon vertellen hoe bijzonder ze hem vond. Om het goed te maken vertelde ze nieuwe verhalen. Het boek werd uitgebracht en wereldwijd gelezen. De lepelverzameling eindigde in het museum van het dorp. Een trekpleister voor toeristen. Willem was nog steeds de lepelman en dat zou hij ook voor altijd blijven.

oke sorry dit was lang en stom maar ik moest het toch goedmaken met iets enzo. jjooee