donderdag 7 juli 2011

Ooit

Hij: Ooit ben ik oud. Dat merk ik dan meteen, dat ene moment waarop je denkt: Nu ben ik écht oud. Dan ga ik mijn dagen verslijten in een schommelstoel. Heen en weer en weer terug. En schommelend zal ik staren en voelen. Terwijl ik herinneringen van vroeger herleef. Met de tijd zal dan de grens tussen herinneringen en schommelstoel vervagen. En dan weet je: Ik weet het niet meer. Behalve dat je dat niet weet dan.

Dan is het tijd. Tijd dat iedereen weer eens op bezoek komt, “voordat het te laat is” zoals ze zullen zeggen. Niet dat het dan nog uitmaakt. Ik denk dat mijn nieuwsgierigheid naar en verwondering over het begrip Einde genoeg motivatie zijn om niet vast te blijven houden aan dat laatste restje adem wat er in mijn vermoeide longen zal zitten.

Vervolgens volgen de emotionele momenten. Misschien druk ik jou wel dicht tegen me aan. En heel misschien fluister ik dan wel: “Dankjewel.“ Overdenking, terwijl ik langzaam wegglijd. Wachtend tot iemand me naar het einde brengt.

Misschien komt het wel nooit zo ver. Misschien vertraagd de tijd voor je dood, steeds verder. Zodat je steeds dichter en dichter tegen de dood aanschurkt, zonder dat je er ooit zal komen. Asymptotisch heet dat, weet mijn gymnasiumbrein me te vertellen.

Of misschien draait de tijd wel om, en krijg je alles nog een keer achterstevoren. De dvd heeft de videoband nooit helemaal uit de filosofie verdreven, terugspoelen blijft interessant. Zouden we het überhaupt merken als de tijd nu achteruit zou gaan? Zouden we al dood zijn?

Zij: Ik voel me niet heel dood, eerlijk gezegd.

Hij: En toch zou het kunnen.

Zij: Wat als je niet oud wordt?

Hij: Dan is alles anders.

Geen opmerkingen: