maandag 19 december 2011

Ik denk dat dit een soort van sprookje is

Zijn zevenmijlslaarzen, die zijn voeten omlijsten als een romantisch schilderij van een obscure kunstenaar, dwaalden af van het vertrouwde pad. Misschien wilde hij wel verdwalen met zijn gitaar op zijn rug, de wereld betoveren met zoetzure muziek. Hij wist niet waarheen, hij wist wel waarom. Hij wist dat de wereld groter was dan hij ooit had durven dromen en dat zelfs de zee soms zoet is. Het was koud –de wereld leek te bevriezen- toen hij begon met zoeken naar een betoverende plek die nog nooit bezongen was, zelfs niet in het mooiste lied.

Het was winter en zijn laarzen knisperden in de verse witte sneeuw, het klonk als muziek. In zijn oren klonk alles als muziek; zelfs zijn eigen gepruttel en het schurende geluid van handen langs zijn baard. Zijn baard, ja zijn overweldigende mythische baard. De restjes van zijn eten kon hij ruiken in zijn baard, de restjes voor zijn eten kon hij vinden in zijn baard. Zijn baard was al in vele verhalen beschreven maar nog nooit was de pracht van zijn harige kin gevangen in taal: alle woorden leken zo futiel en leeg.

Overal waar hij kwam hingen de mensen aan zijn behaarde lippen en dansten de witte nacht door. Tijdens zijn zoektocht kwam hij langs enorm veel verschillende stammen, de een nog kleurrijker en wonderlijker dan de andere. Zo zag hij een stam waar ze hun huid vervingen door bladeren, waardoor iedere herfst iedereen van verdriet uit elkaar viel. In de winter plantten ze hun hart in de koude aarde, het was daarom dat hij de wereld hoorde praten. En een stam waar ze geloofden dat struisvogels heilig zijn en daarom iedere zondag hun hoofd begroeven. En een stam waar alle meisjes, tot zijn grote plezier, op zijn geliefde gitaarriedeltjes naakt ronddansten, met vrolijk geverfde navels en papegaaienveren in hun haar.

Op een dag kwam hij aan bij een stam zonder haar, alle mannen en vrouwen waren prachtig kaal. Nog nooit had hij mensen zo naakt en puur gezien, hun spierwitte huid leek licht op te slurpen; het was een wonderbaarlijk gezicht. Zijn zevenmijlslaarzen zetten voorzichtig de eerste stapjes binnen de stam, hij had zich nog nooit zo harig gevoeld. De mensen wisten niet wat ze zagen, ze renden blootvoets op hem af en aaiden zijn ruwe baard. En aangezien ze niet konden praten gebruikten ze hun blote onbeschreven lichamen als schilderdoek. Ze beschilderden hun kin in de meest fantastische kleuren, een baard van verf; het was een wonderbaardlijk gezicht.

Ze hadden nog geen woord met elkaar gewisseld, voor die ene avond waarop hij de volste maan bezong met zijn liederen. Hij had zijn gitaar tevoorschijn getoverd en speelde riedeltjes vol verlangen en levenslust. Plots begonnen de mannen van de stam met hun voeten op de aarde te trappelen en de vrouwen slingerden kreten de lucht in. Onverstaanbaar, maar oh zo mooi en fabelachtig. De klanken galmden door in de balzalen van zijn hoofd, zwierden rond met zijn gedachten en twistten met zijn dromen. Zoiets had hij nog nooit gehoord, zo puur, zo onbedorven. Eindeloos speelde hij door en zijn muziek mengde zich steeds verder met aardse klanken. Het timbre van het ondermaanse.

De wereld smolt weg onder zijn voeten, hij was volmaakt gelukkig en de prille lente verving de ooit zo witte sneeuw. Zijn zevenmijlslaarzen voerden hem met flinke passen richting zijn huis. Eenmaal thuis vertelde hij zijn verhalen aan alle oren die zich spitsten en ving hij de mythische woorden in wonderlijke muziek. Zelfs de zee is soms zoet.

Geen opmerkingen: