woensdag 7 december 2011

II


Het besef begint langzaam te komen dat dit mijn toekomst voorgoed zal veranderen. Mijn papa, vechtend en strijdend in zijn hoofd. Dit maakt mij uniek en zet mij opzij van anderen. Maar waarom ik? Waarom niet zij? Het beangstigt mij. Ik wil dit gevoel delen met een soortgelijke. Een soortgelijke in dezelfde situatie. Hij of zij op dezelfde stoel. Een medemens die jou volkomen snapt, zonder ook maar één woord uit te wisselen. Een persoon waaruit je kracht kan winnen, puur om dat diegene hetzelfde doormaakt. De wens om op dit moment een broer of zus te hebben is groot. Een leeg gevoel dringt binnen en ik draai mijn hoofd naar links. Ik zit aan de ene kant van het bed. Mama zit aan de andere kant. In ons midden een dierbare, in een witte kamer, liggend op een wit bekleed bed. Mijn rode teddybeer als kado, breekt het wit. Het schone, reine, en vredige wit. Het wit van blijdschap, en van bruiloften. Ik staar naar papa. Het wit. Ook het wit van kou, van onschuld, en van rouw.