donderdag 6 oktober 2011

Twee Linkerlaarzen

We liepen in zeven sloten tegelijk. Zeven stinkende sloten. Maar het was niet erg. De sloten hoorden erbij, dat wisten we allebei toen we eraan begonnen. We hadden niet voor niets laarzen aangetrokken. Zo begon onze reis. Zeven sloten later stonden we in een weiland. Wisten jullie dat een weiland met zonsondergang best indrukwekkend is?

Zeven zonsondergangen later stonden we nog in het weiland. Het weiland dat we liefkozend tot ons weiland hadden bekroond. Zo keken we naar de platte plekken in het gras, die de vorm van onze lichamen hadden aangenomen. We namen ons voor om ooit een verhaal te schrijven over alle denkbeeldige avonturen die onze grassilhouetten gingen beleven. En zoals dat veel te vaak gaat met goede ideeën kwam er niks van terecht.

Niet dat we dat niet verwacht hadden. We hadden het te druk met andere dingen. In de eerste plaats met het verhaal – of misschien niet verhaal, misschien wel roman, misschien zelfs gedicht – wat onze toekomst ging worden. Want verder dan het weiland hadden we het nooit uitgestippeld, sterker nog, we hadden nooit verwacht de zeven sloten door te komen. Vanaf sloot vier zouden we tevreden zijn, spraken we af. Maar tegen ieders verwachtingen in, bovenal die van onszelf, sloegen we ons erdoorheen. Met een frons op ons gezicht, maar met een lach in onze stem. Zoals alleen wij dat konden.

Dus hoe gingen we verder? Stiekem hoopten we dat er beweging in onze grassilhouetten zou komen. Dat ze ons de weg konden wijzen, of toch in ieder geval het goede voorbeeld zouden geven. Maar nee hoor, zoals altijd hadden we niks aan onze schaduwen. Noch gras, noch echt, noch denkbeeldig.

En dus gingen we vooruit. Terug was geen optie, nogmaals de sloten over zat niemand op te wachten. Boven klinkt twee keer zeven sloten lang niet zo indrukwekkend als veertien sloten. Dus vooruit gingen. Zeven weilanden lang. Pas in het zevende weiland viel het ons op dat we al die tijd nog niemand tegen waren gekomen.  Waren we op plekken beland waar nog nooit mensenstemmen geklonken hadden? Waar slechts de schapen blaten en de koeien grazen. Of zouden we het aan het toeval wijten. Zoals we wel vaker deden als we een makkelijke oplossing nodig hadden.

Maar dit was geen moment voor een makkelijke uitweg, besloten we. We hadden niet voor niks de zeven sloten overwonnen. Nee, misschien was het geen toeval. Misschien was er in al de tijd dat we weg waren wel een ramp gebeurd. Noem het maar op, epidemie, alien invasie? Meteoorinslag sloten we meteen uit, zo’n klap zouden we gemerkt hadden.

Zouden we ermee zitten als we echt de laatste twee zouden zijn die ooit over een weiland zouden wandelen. De laatste mensen die ooit nog zouden huilen om niks en lachen om hun tranen. Zouden we ermee zitten als we nooit meer een andere gesprekspartner zouden vinden dan elkaar of de schapen. Na lang nadenken vonden we ons antwoord: Nee. Niet omdat we het niet naar ons zin zouden hebben. Wat zouden we euforisch zijn zodra de schapen eindelijk hun muur zouden hebben voltooid. Want die dag zou komen. Daar twijfelde niemand meer aan, dat konden we nu met zekerheid zeggen, aangezien er op ons twee na niemand was.

Nee. Omdat we het de wereld niet gunden. Niet dat het een makkelijke keuze was. Maakt die twijfel ons slechte personen? De wereld had het nooit zo op ons, kwamen we met de jaren achter. En dus hadden wij het niet zo op de wereld, zoals die dingen gaan. Maar we waren nooit de personen om haat te koesteren, slechts teleurstelling.

Dus daar zaten we dan. Misschien stonden we wel, niet dat dat er nog toe doet. We hadden altijd al een levendige fantasie, maar nog nooit eerder waren we oprecht in onze hersenspinsels gaan geloven. Wij zaten op een weiland. Het zevende weiland. En de wereld was vergaan. Buiten de zeven sloten was niks meer. Alleen wij waren er nog, geloofden we. Wij met z’n tweetje. De koeien en het gras. De schapen en hun muur.

Dus besloten we te blijven. Gelukkig waren we niet. Maar wel tevreden.

Geen opmerkingen: