zaterdag 8 oktober 2011

Donderdag

Laatst kocht ik het grootste bed wat ik vinden kon.
Nadat ik het in elkaar gezet had kriebelden er streepjes licht, die door mijn luxaflex naar binnen gekomen waren, over het dekbed heen. Het stond in mijn vrijwel lege kamer, voor het raam en verder omringd door witte muren. Een bed, zo groot als alle grootste bossen van de wereld bij elkaar opgeteld misschien wel.
Toen jij voor het eerst bij mij sliep deden we alsof het bed een boot was waarmee we de zeven zeeën bevaren konden en uiteindelijk aankwamen in de wereld van jouw dromen. We roeiden, met alle riemen die we hadden. We veroverden landen, woonden drie maanden tussen de zachte, warme dekens van ons eigen schip.
We besloten te blijven, het werd ons eigen eiland. We sloten ons op, leefden er voor jaren. Het was goed zo.
In de winter haalden we extra dekbedden tevoorschijn en wikkelden die om onze bevroren lichamen heen. In kleermakerszit zaten we tegenover elkaar en deden alsof we sneeuw konden zien vallen in elkaars ogen. Staren, deden we, en luisteren naar Fleet Foxes die ons toezongen. We vermeden winterdepressies, op ons eigen eiland naar de winterliedjes luisteren was het enige waarmee wij onze tijd doorbrachten.
Wanneer het lente werd klommen we ’s avonds over het bed heen en gingen we in het raamkozijn zitten. Benen bungelden uit ramen van de derde verdieping en jij las voor uit het dikste sprookjesboek dat je in je hoofd geschreven had.
En zoals na elke lente kwam er ook nu een zomer.
In de zomer kochten we vlinders, die we rond lieten vliegen door de kamer terwijl wij sliepen tussen de witte lakens. Ze sloegen hun vleugels uit om het bed heen, streken neer op de witte muren en sliepen op momenten dat wij wakker waren.
In de herfst lieten we ze gaan. Uren stonden we in de storm te kijken hoe ze zich vermengden met de lucht vol bladeren en hun eigen vrijheid opzochten. De wind nam ze mee, gaf hun vleugels minder vrijheid dan wij ze ooit in de witte kamer gegeven hadden.
Het was de laatste keer dat ik je zag.


 


Vandaag is een herfstige zaterdag, dus kocht ik een nieuwe muts, zoals ik wel vaker doe op herfstige zaterdagen. En eigenlijk schreef ik het bovenstaande stukje donderdag al, maar toen was ik niet tevreden en vandaag besloot ik dat het niet uitmaakt dat ik niet tevreden ben. Ik hoef niet altijd tevreden te zijn.
Ik wilde trouwens eigenlijk mijn stukje van donderdag wijzigen, maar die was op de één of andere mysterieuze wijze verdwenen, vandaar dat het nu een zaterdagstukje is. Raar is dat wel.

1 opmerking:

tamara zei

marije je schrijft prachtig