dinsdag 27 september 2011

Spiegel

Haar ogen waren naar de grond gericht. Nooit durfde ze me in mijn ogen aan te kijken. Tijdens stiltes zag ik haar twijfelen, twijfelen of ze mijn blik zou beantwoorden. Nog nooit had ze het werkelijk gedaan. Haar lichaamstaal zei me dat ze me niet vertrouwde, haar woorden spraken alsof ze nog nooit iemand zo had vertrouwd. Misschien waren haar woorden wel leugens, die ze als projectielen op mij afvuurde. Misschien had ze een lijst met antwoorden in haar hoofd die ze als een machine afspeelde, zonder eigenlijk besef te hebben van wat ze zei. Haar ogen waren naar de grond gericht, er was niets wat ik kon doen. Alles had ik al geprobeerd om haar in mijn armen te sluiten, om zich open te stellen. Het was alsof haar ogen de poort naar haar 'ik' waren. Zolang niemand ze kon zien, kon niemand naar haar reiken. Ze vergiste zich, tranen waren namelijk ook te zien als haar ogen te neer geslagen waren. Niet dat haar ogen vaak tranen vormden, waarschijnlijk liet ze dat niet toe.
Ik fascineerde me me over het feit hoe mensen zich van de buitenwereld konden afsluiten, hoe ontoerekeningsvatbaar ze konden worden. Opgesloten in hun eigen wereld, zonder enig besef van de mensen om hun heen. Soms leek het me wel fijn om weg te kunnen kruipen in een wereld, mijn eigen gecreëerde wereld. Maar dan keek ik naar haar, of liever gezegd, naar haar oogleden, en bedacht ik me dat ik niets liever wilde dan dat ze uit dat wereldje kroop. Ik sloeg mijn ogen neer. 

Hij begreep me niet. Ik keek hem aan, terwijl hij zijn ogen te neer geslagen had. Altijd als ik me open stelde, sloot hij zich af. Ik probeerde hem met mooie, ware woorden uit zijn schulp te trekken, maar hij leek me niet te begrijpen. Hij viel stil en dacht na. Nadenken deed hij veel, ik wilde dat ik met een verrekijker in zijn hoofd kon kijken. Weten waarover zijn gedachten gingen, weten waarover hij zijn wereld liet gaan. Hij dacht waarschijnlijk dat hij zijn gevoelens kon verbergen door zijn gezicht af te wenden. Hij vergiste zich. Zijn hangende schouders en knokige knieën verraadden meer dan hij lief had. Zijn lichaam zei meer woorden dan zijn mond ooit zouden vormen. Maar ik leek zijn taal niet te spreken. 
Ik fascineerde me over het feit hoe mensen zich volledig af konden sluiten. Het is net een gevangenis, waarin je wordt afgesloten van alles wat er om je heen gebeurde. Het leek me fijn om opgesloten te zitten, ik zou zelfs op water en brood kunnen leven. Maar dan keek ik naar hem, of liever gezegd, zijn oogleden. Ik bedacht me dat ik niets liever wilde dan zijn vrijlating. Ik sloeg mijn ogen neer. 

En de foto van vandaag. Het is het huisje waar Gaudí in heeft gewoond, in Barçelona, Parc Guell. Waarom deze foto? Vandaag hadden we het over sprookjes tot leven brengen. Hoe een sprookje zich in het echte leven kan afspelen, zonder een sprookje te zijn. Heel raar en verwarrend allemaal, maar toen kregen we het dus over dit huisje. Op de foto lijkt het niet heel erg, maar in het echt was het echt net het gemberhuisje uit Hans en Grietje. (Hanzl en Gretl klinkt leuker).



Geen opmerkingen: