maandag 18 juli 2011

ze

Hij duwde haar zachtjes richting het deurtje en ze gehoorzaamde. Ze wandelde door het smalle pad en vond haar plekje. Hij liep met haar mee, aan de andere kant van het raam en stopte waar zij haar plaatsje vond.
Hij lachte wel, maar het ging niet van harte. Bij haar ook niet.

Hij droeg een colbertje van de kringloop. Sinds kort zijn handelsmerk.

Naarmate de motor meer geluid maakte werd de denkbeeldige riem om haar keel strakker aangetrokken. Ze zei tegen zichzelf dat ze zich nu niet moest aanstellen en probeerde opgewekt te zwaaien.
Ze zag dat hij hetzelfde probeerde.

Langzaam verdween hij uit het zicht.
 Ze zwaaide nog steeds.


Haar keel stokte en haar hand bleef een paar seconden op dezelfde plaats in de lucht hangen. Haar vingers een stukje van elkaar verwijderd. Ze zwaaide net nog naar hem, nu is hij weg. Haar hand zakte moedeloos in haar schoot.

Ze dacht aan de vrouw die ze laatst bij het perron had zien staan. De vrouw kuste haar kind en haar man wel zeker vijftien keer en huilde. Ze vond het nogal een rare situatie. Overdreven ook. Nu zat ze daar zelf. Warme zoute tranen die over haar wangen rolden en op haar schoot en haar handen belandden.

Haar handen die net nog gevuld waren met zijn handen.

Geen opmerkingen: