woensdag 26 oktober 2011

Alweer een improvisatie dinsdag.

Het telefoonboek lag gesloten voor haar. Ze legde haar hand erop en bekeek haar lange, slanke vingers. Ze hoopte dat haar rechterhand haar vandaag iets moois zou geven. Haar hand verplaatste ze naar de rechterkant van het boek en ze gleed voorzichtig met haar duim over de pagina's. Heen en weer, zeven keer. Na de zevende keer sloeg het dikke boek met een plof open. "Ferwerdadiel", stond er aan de bovenkant van de bladzijde. Er ontsnapte een klein lachje toen ze de plaatsnaam las. Het was een relatief klein plaatsje, aan het aantal pagina's dat Ferwerdadiel in beslag nam te zien. Haar linkerhand legde ze over haar ogen, terwijl ze van haar rechterhand elke vinger tot een vuist maakte, behalve van haar wijsvinger. Die bleef als een stok rechtop staan. Ze cirkelde even met haar vinger boven de bladzijdes, in de hoop dat het haar vinger de juiste keuze liet maken. Ze liet haar vinger vallen, in de rechterbenedenhoek.
R. de Winter


De Winter. Ze hield van de winter. De winter bracht gezelligheid, misschien zou R. de Winter datzelfde gevoel geven. Ze pakte een gouden pen, die ze van haar oma had geërfd. Ook pakte ze een vel papier, gewoon een witte. Met lijntjes. Ze begon te schrijven, te schrijven over lege landschappen en volle steden. Lege blikken en volle gedachten. Ze schreef alles op wat in haar gedachten opkwam. Alles. Haar gedachten waren altijd vol met de raarste dingen, de raarste hersenspinsels ontstonden daar. Na een half uur keek ze op, omdat haar hand begon te zeuren. Ze telde de blaadjes, waar de inkt van haar gouden pen haar kronkelige handschrift op het papier had neergezet. Negen. Negen blaadjes.
De enveloppen lagen in het kleinste laatje van het dressoir. Haar dressoir bestond uit laatjes van dertig verschillende formaten, wat betekende dat er ook twintig laatjes in haar dressoir waren. Alles van waarde lag er in opgeborgen. Enveloppen hadden waarde, omdat ze daarmee de mooie dingen verstuurde. Postzegels verzamelde haar opa altijd, voor speciale gelegenheden gebruikte ze postzegels uit deze map. Het derde laatje van rechts, op de eerste rij was voor opa's postzegelverzameling bestemd. Ze pakte een postzegel met een kolibrie erop, een kleurrijke kolibrie. Het adres werd op de envelop geschreven, in het zelfde kronkelige handschrift waarmee ze de brief had geschreven.
De tocht naar de brievenbus was net zo inspirerend als een zak aardappels, meestal was dat geen goed teken. Met trillende vingers gooide ze de brief in de brievenbus, in het rechter gleufje. Haar brief zou langs een wirwar van machines en sorteer machines gaan, om vervolgens bij ene R. de Winter op de mat te belanden.
Met haar capuchon op en haar handen in haar zakken, liep ze terug, zich afvragend waarom ze soms zo impulsief was.

Geen opmerkingen: