zaterdag 15 oktober 2011

Blindelings


Ze legde mijn handen op haar gezicht. Ik voelde hoe haar adem uit haar neus stroomde en hoe haar wimpers driftig op en neer gingen. Blindelings bezochten mijn vingers haar neus, haar wangen en oorlelletje. Toen ik haar oorlel aanraakte stopte ze even met bewegen. Raar, eigenlijk.

Haar haar is bruin, zei ze ooit. ‘Als chocola en grote bomen in een bos en de grond onder je voeten. Jouw haar is ook bruin. Heb je wel eens in een bos rondgelopen in de herfst als het net geregend heeft?’ Maar natuurlijk heb ik dat ooit gedaan. ‘Dan ruikt het bruin, naar het bos’.

Ze voelde fijner dan alle andere mensen die ik ooit voelde. Zachter. Niet kwetsbaar, maar verfijnd. Verfijnd, ja dat is het. Ze voelt als de zee die zachtjes om mijn voeten cirkelt in de branding. Haar lichaam golft om me heen als ik haar kus. En soms proeven haar lippen een beetje zilt.

‘Ben ik mooi?’ vroeg ze. Ze zeggen dat mooie mensen zijn als mooie muziek, als the Smiths of de Sarabande van Hรคndel. Mijn handen dansten nog steeds rond op haar gezichtje. Ze zeggen dat mooie mensen zijn als mooie woorden; zeebenen, wiedeweerga en vliegensvlug. Zachtjes draaide ik haar haren om mijn pink. Ze zeggen dat mooie mensen met geen woorden te beschrijven zijn.

‘Je bent mooi, mooier dan iemand die ik ooit gezien heb’. Ik voelde dat ze glimlachte.

Ja. Ze is mooi. 

Geen opmerkingen: