zaterdag 19 november 2011

Het verzonkene

Ik verdronk in de wereld, zakte steeds dieper naar de bodem. Telde de korrels zand die zich verstopten tussen mijn tenen, driehonderdachtenveertig. Had ik maar krullen dan had ik mijn vingers kunnen verstoppen in kokers van haar, dan had ik nooit meer hoeven tellen, al het ongeluk op de wereld. Ze zeggen dat de zee het geluid van de doden is, ik hoor graag je stem in de schelpen van de nacht. Soms hoor ik je fluisteren over vergetelheid en verzonken landen waar je ooit leefde, het liefst in eenzaamheid. Ik had je van de bodem geschraapt en mijn eigen tenen aan de zee gegeven, omwikkeld met slierten donkergroen wier. Later zou ik toch vervormen en aangezien de zee de spiegel breekt kan ik mezelf weer vormen naar mijn gebroken zelfbeeld. Verdronken in de wereld, de krabben kruipen in de kieren van mijn lichaam en vreten me leeg. Er stroomt een waterval uit mijn navel, een zondvloed aan woorden. Zonden heb ik nooit begaan, maar in overvloed heb ik geleefd en zonder vloed kon ik niet aan wal geraken. De vloer van het ondermaanse heb ik van dichtbij bekeken, mezelf onderdompelend in het grauwe tapijt. Ik verdronk in de wereld, zakte door de bodem, naar het plafond van het verzonkene.

Het spijt me-

Geen opmerkingen: