donderdag 17 november 2011

De eerste paar zinnen schreef ik dinsdag, telt dat?

Wat zou ik graag in een bootje willen varen, jij en ik. Varen over de eindeloze grachten en verloren raken in het besef van tijd. Roeien tot onze armen pijn doen om vervolgens over het water te dobberen alsof we door het niets worden omgeven. Alleen wij tweeën. Het enige wat op mijn netvlies gegrift zou staan zijn de verfijnde bewegingen die je maakt, je warrige haren en je ogen. De spiegel van de ziel, zoals men wel een zegt. Eigenlijk maakt het me niet zoveel uit wat men zegt. Het enige wat telde waren de seconden. Tik, tak, tik, tak. Ze gleden voorbij alsof het niks uitmaakte, alsof een seconde geen verschil kon maken. Elke seconde maakte het leven weer anders, elke seconde kon een nieuwe wending betekenen. 
Ik zag je staren in de leegte, je ogen probeerden contact met het verleden te maken. Of niet. Ik wist het eigenlijk niet. De ogen mochten wel de zogenaamde spiegel van de ziel zijn, ik zag het niet. Misschien was ik wel niet ervaren genoeg in het kijken van spiegels, ik vermeed ze liever. Toch leken die verfijnde bewegingen van je genoeg te zeggen. Misschien moest ik minder nadenken en meer genieten, iets wat ik mezelf vaker voornam.
Ik genoot ook. Ik genoot van het bij je zijn, van het geluid van je ademhaling. Van het zijn. Van het 'samen'. Van het 'wij'. Toch was er iets in mij wat niet kon genieten. Een stemmetje in mijn hoofd die zei dat het me eigenlijk niet gegund was. Maar toch genoot ik. Ergens. Een beetje. Als ik niet nadacht.

Geen opmerkingen: