dinsdag 24 januari 2012

Sproetjescreërende zonnestralen

De wind waaide door haar rossige haren en door het duingras. Ze liet haar kleurrijke vlieger op en rende, rende zoals nooit tevoren. De wind leek door haar lichaam heen te jagen, alles in haar weg te blazen. Ze voelde hoe de wind een glimlach op haar gezicht toverde. Ze struikelde over haar zandkasteel en liet zich op de grond vallen, terwijl ze de greep op haar vlieger verloor. Ze bleef staren en zag de vlieger steeds kleiner worden. Steeds hoger geraken, steeds verder weg van de kwade en boze beschaving. Een laatste glimp en zelfs het puntje was verdwenen in de blauw met wit vermengde lucht. Ze wilde die vlieger zijn. Langzaam verdwijnen en voor altijd rond blijven zweven. Zacht ademend lag ze daar, het duingras prikte in haar zij. Zo zou ze best lang zo kunnen blijven liggen. Misschien wel maanden, nee jaren. Ze zou vergroeien met de natuur, een onderdeel ervan worden. 
"Hé, daar heb je haar! De vierde zandkorrel van links!" Niet dat iemand haar kwijt zou zijn of zou willen zoeken. Nee, ze zou best vredig en onopvallend een onderdeel van de natuur kunnen zijn. Zo puur, zo wonderschoon. Mits je geen brandnetel werd. Hadden mensen de ongerepte duinen lief? Hielden ze net zoals zij van de grote woeste zee, met haar wilde golven? Of zagen ze het als een iets. Slechts als een iets, niet belangrijk voor hun aanwezigheid hier op aarde. Maakte de natuur de mensen? Of zagen zij het als een minderwaardig iets in hun leven. Iets wat erbij hoorde om hun bestaan te verheerlijken? Ze wist het niet. Ze kon de mens nooit zo ontdekken. Ze dacht dat men zich verheven voelde boven de natuur, terwijl zij de natuur boven haar bestaan stelde. Lastig.
Ze sloot haar ogen genoot van de sproetjescreërende zonnestralen.

Geen opmerkingen: