De afgelopen dagen bracht ik misschien wel meer uur door in de trein dan dat ik slapend in mijn eigen bed lag. En dat terwijl ik maar al te graag verkondig hoeveel ik ervan hou om te verdwijnen naar mijn droomwereld en het leven van die dag achter mij te laten.
Het geluk van student zijn en de eerste weken van de zomervakantie bestaat uit het gratis kunnen reizen. Een geluk waar je gebruik van moet maken, vind ik.
Laatst zat ik de trein, op één van de heetste dagen. De trein was vol en wij hadden het geluk een zitplaats veroverd te hebben. In tegenstelling tot vrijwel de helft van onze medereizigers. Halletjes waren gevuld met zoveel mogelijk mensen die in die kleine ruimte gepropt waren. In de gangpaden naast de stoelen stond een wiebelende massa dankzij het slingeren van de net vertrekkende trein. Er leek geen mens meer bij te passen, drama in het openbaar vervoer en de spitsuren is nooit een fijne reiscombinatie geweest.
De stoel tegenover mij werd ingenomen door een gehaaste man in pak. Man, jongeman, jongen, ik heb eigenlijk geen idee. Hij zou net twintig kunnen zijn, maar veertig is ook goed mogelijk. Leeftijden inschatten is nooit mijn sterkste punt geweest.
Druk was hij, na het instappen, bezig met zijn telefoon die hij even later wegstopte in de zak van zijn blouse. Hij liet zich achterover vallen in zijn stoel en veegde het zweet van zijn voorhoofd. De rest van de reis heeft hij zich vermaakt met het aandacht geven aan onze gesprekken. Hij luisterde mee, lachte om onze grapjes en vertelde mij dat hij ook wel heel veel zin had in macaroni met kaas.
Hij gaf ons aandacht, waarmee hij eigenlijk gelijk aandacht opeiste. Dat maakte hem anders dan het meisje wat voor station Utrecht zijn plaats ingenomen had. Haar koptelefoon had haar oren bedekt en haar ontwijkende blik die constant uit het raam staarde gaf aan dat ze zich af wilde sluiten van de wereld. Van de trein, van de aandacht.
Ik begon me af te vragen wat aandacht was. Wanneer iemand aandacht wil en wanneer juist niet. Is het zo duidelijk te zeggen, dat als iemand zich door muziek en het niet maken van oogcontact afsluit, die persoon het liefst niet gezien wil worden? Of werkt dat anders?
Bij mij werkt het niet zo, denk ik. Het liefst word ik gezien, soms. In de trein duik ik graag helemaal weg, maar ik weet van mezelf dat ik het fijn vind als anderen toch door hebben dat ik daar zit en iets over mij denken. Anonieme aandacht vind ik fijn. Leven in hoofden en gedachten van vreemden.
Er zijn wel dagen dat ik me het liefst afsluit van de bekende wereld. Facebook gebruik ik alleen om te lezen, smsjes negeer ik en als ik iemand tegenkom op straat zeg ik dat ik de trein moet halen. Aandachtsloos leven, wil ik dan.
En dan, als het stil is en het voor iedereen duidelijk lijkt te zijn dat ik liever alleen ben, slaat het om. Ik wil aandacht, ik zoek aandacht en ik eis aandacht. In stilte, want vragen durf ik niet.
Het kan mij frustreren, dat het zo complex werkt en het altijd iets is geweest wat ik niet snap. Waarom wil ik geen aandacht als ik het krijgen kan, waarom verlang ik naar de aandacht wanneer het eindelijk verdwenen is?
Hoe werkt dit bij andere mensen? Wilde het meisje in de trein stiekem toch wel gezien worden? Had de medereiziger die ook zin had in macaroni net een periode zonder aandacht gehad, of hield hij gewoon altijd van aandacht? En wat is aandacht eigenlijk? Wanneer is het eindelijk eens genoeg?
(het spijt me dat het eigenlijk geen donderdag meer is. en dat het een afgeraffeld en lang stukje is. ik beloof de volgende keer beter te zijn. merci voor uw begrip.)
Het geluk van student zijn en de eerste weken van de zomervakantie bestaat uit het gratis kunnen reizen. Een geluk waar je gebruik van moet maken, vind ik.
Laatst zat ik de trein, op één van de heetste dagen. De trein was vol en wij hadden het geluk een zitplaats veroverd te hebben. In tegenstelling tot vrijwel de helft van onze medereizigers. Halletjes waren gevuld met zoveel mogelijk mensen die in die kleine ruimte gepropt waren. In de gangpaden naast de stoelen stond een wiebelende massa dankzij het slingeren van de net vertrekkende trein. Er leek geen mens meer bij te passen, drama in het openbaar vervoer en de spitsuren is nooit een fijne reiscombinatie geweest.
De stoel tegenover mij werd ingenomen door een gehaaste man in pak. Man, jongeman, jongen, ik heb eigenlijk geen idee. Hij zou net twintig kunnen zijn, maar veertig is ook goed mogelijk. Leeftijden inschatten is nooit mijn sterkste punt geweest.
Druk was hij, na het instappen, bezig met zijn telefoon die hij even later wegstopte in de zak van zijn blouse. Hij liet zich achterover vallen in zijn stoel en veegde het zweet van zijn voorhoofd. De rest van de reis heeft hij zich vermaakt met het aandacht geven aan onze gesprekken. Hij luisterde mee, lachte om onze grapjes en vertelde mij dat hij ook wel heel veel zin had in macaroni met kaas.
Hij gaf ons aandacht, waarmee hij eigenlijk gelijk aandacht opeiste. Dat maakte hem anders dan het meisje wat voor station Utrecht zijn plaats ingenomen had. Haar koptelefoon had haar oren bedekt en haar ontwijkende blik die constant uit het raam staarde gaf aan dat ze zich af wilde sluiten van de wereld. Van de trein, van de aandacht.
Ik begon me af te vragen wat aandacht was. Wanneer iemand aandacht wil en wanneer juist niet. Is het zo duidelijk te zeggen, dat als iemand zich door muziek en het niet maken van oogcontact afsluit, die persoon het liefst niet gezien wil worden? Of werkt dat anders?
Bij mij werkt het niet zo, denk ik. Het liefst word ik gezien, soms. In de trein duik ik graag helemaal weg, maar ik weet van mezelf dat ik het fijn vind als anderen toch door hebben dat ik daar zit en iets over mij denken. Anonieme aandacht vind ik fijn. Leven in hoofden en gedachten van vreemden.
Er zijn wel dagen dat ik me het liefst afsluit van de bekende wereld. Facebook gebruik ik alleen om te lezen, smsjes negeer ik en als ik iemand tegenkom op straat zeg ik dat ik de trein moet halen. Aandachtsloos leven, wil ik dan.
En dan, als het stil is en het voor iedereen duidelijk lijkt te zijn dat ik liever alleen ben, slaat het om. Ik wil aandacht, ik zoek aandacht en ik eis aandacht. In stilte, want vragen durf ik niet.
Het kan mij frustreren, dat het zo complex werkt en het altijd iets is geweest wat ik niet snap. Waarom wil ik geen aandacht als ik het krijgen kan, waarom verlang ik naar de aandacht wanneer het eindelijk verdwenen is?
Hoe werkt dit bij andere mensen? Wilde het meisje in de trein stiekem toch wel gezien worden? Had de medereiziger die ook zin had in macaroni net een periode zonder aandacht gehad, of hield hij gewoon altijd van aandacht? En wat is aandacht eigenlijk? Wanneer is het eindelijk eens genoeg?
(het spijt me dat het eigenlijk geen donderdag meer is. en dat het een afgeraffeld en lang stukje is. ik beloof de volgende keer beter te zijn. merci voor uw begrip.)